
Verantwoording Kwaliteitsafspraken 2019-2024
In tegenstelling tot andere jaren en tot de andere hoofdstukken, heeft de verantwoording met betrekking tot kwaliteit dit keer betrekking op vijf jaren.
De reden is dat in de periode 2019-2024 middelen zijn besteed dit voortvloeien uit de in april 2018 vastgelegde afspraken in het kader van ‘Investeren in Onderwijskwaliteit, Kwaliteitsafspraken 2019-2024’.
De rapportage in dit hoofdstuk is opgesteld aan de hand van de verplichte kaders daarvan. Er wordt ingegaan op de uitkomsten en wijzigingen naar aanleiding van herzien beleid of onvoorziene omstandigheden. Denk daarbij aan de effecten van COVID-19 in 2020 en 2021.
Dit verslag bouwt feitelijk voort op het jaarverslag 2021. Daarin zijn eveneens meerjarige vorderingen gedeeld.
Inleiding
De middelen Kwaliteitsafspraken leverden tussen 2019 en 2024 een grote bijdrage aan de verbetering van de onderwijskwaliteit in veel bachelor en masterprogramma’s van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) en hadden impact op studenten en docenten. De verbeteringen werden binnen programma’s georganiseerd. Drie van deze programma’s zijn door faculteiten decentraal uitgevoerd en drie andere op centraal niveau. De verbeteringen kwamen samen bij de Community for Learning and Innovation (CLI), waar in lerende gemeenschappen opbrengsten werden uitgewisseld en waarin collectief werd geleerd. Door met de lerende gemeenschappen een uitgebreide midterm evaluatie op te zetten (2021/2022) en de uitkomsten daarvan te vertalen naar een bijgestelde onderwijsvisie, werden de belangrijkste inzichten verankerd voor de langere termijn. Dit gebeurde in nauwe samenwerking met de universiteitsraad. Hieronder een overzicht van de verbeteringen die zijn gerealiseerd.
Impactgedreven onderwijs en vaardigheidsonderwijs
Het onderwijs tot en met 2019 richtte zich met name op de speerpunten internationalisering en studiesucces (N=N) als onderdeel van het reguliere wetenschappelijk onderwijs. Anno 2024 richt het onderwijs zich steeds meer op het opleiden van studenten voor een toekomst waarin uitdagingen voorkomen die wij nu nog niet kennen. Toekomstige academisch opgeleide professionals hebben hiervoor andere en bredere vaardigheden nodig om bij te kunnen dragen aan complexe transities. Onderwijs in bredere vaardigheden stelt de student in staat om vanuit gelijkwaardigheid anderen te betrekken bij het formuleren en helpen oplossen van belangrijke uitdagingen. In alle bacheloropleidingen kregen studenten tussen 2019 en 2024 ruimere mogelijkheden om te werken aan ‘real time’ of realistische vraagstukken uit de buitenwereld, waarbij ze worden uitgedaagd om aanpakken te ontwerpen die een bijdrage leveren aan het begrijpen van problemen zoals sociale ongelijkheid of onvoldoende toegang tot de gezondheidszorg. In vrijwel elk bachelor-programma werd het onderwijs in persoonlijke en professionele vaardigheden verder ontwikkeld.
Docentprofessionalisering
In het onderwijs tot en met 2019 werd geïnvesteerd in docententraining en –kwalificatie vanuit de afspraken die daar landelijk destijds over zijn gemaakt (BKO en SKO). De ambitie in 2019 was, om de taken van de wetenschappelijk docent te ontlasten en daarmee de werkdruk te verlichten en de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. Anno 2024 zijn docententeams bij de EUR versterkt met onderwijskundigen (learning innovators) die helpen het onderwijs beter in te richten. Kleinschaligheid wordt bevorderd door de inzet van extra docenten, studentassistenten, tutoren en mentoren. Er is een scholingsprogramma ontwikkeld voor tutoren, zodat de kwaliteit van hun inzet beter wordt geborgd. Docenten kunnen in fellowships verbeterprojecten realiseren en hier tegelijkertijd onderzoek naar doen. Zo wordt innoveren meer evidence-informed. Ze krijgen hiervoor 0.2 fte vergoed. De CLI brengt docenten en learning innovators bij elkaar om kennis uit te wisselen en te ontwikkelen.
Hybride en Online onderwijs
In 2019 werd voorzichtig geëxperimenteerd met online methodiek in colleges door middel van ‘flipping the classroom’: het integreren van hybride en online vormen van onderwijs binnen een collegereeks. Het verbeterprogramma was aanvankelijk gericht op het ontwikkelen van leermiddelen en -mogelijkheden voor een (online) wisselwerking met traditionele, plaatsgebonden methoden. In 2019 was het de ambitie om vaart te zetten achter ‘future education’: het flexibiliseren van het onderwijs met behulp van online en hybride leren. Toen kwam Covid. Tijdens die pandemie kregen faculteiten toestemming om alle middelen in te zetten voor het verzorgen van volledig online onderwijs. Na de pandemie ging het ontwikkelen van hybride en online onderwijs door. Dat gebeurde binnen programma’s en met het vastleggen van ‘lessons learned’ in de Community of Practice. De Covid-pandemie versnelde het proces van online en hybride werken en leidt inmiddels tot een belangrijke vervolgopdracht: hoe kunnen we met EdTech en Artificial Intelligence het onderwijs toekomstbesteding maken?
Studentensucces en Studentenwelzijn
In 2019 lag de nadruk op studiesucces en maatregelen die erop gericht waren dat studenten niet zouden vertragen tijdens hun studie. Daar zet de EUR nog steeds op in, maar daarnaast is er een brede aanpak ontwikkeld om het mentale welzijn van studenten te verbeteren. De nadruk ligt op preventie. Informatievoorziening is verbeterd en er zijn laagdrempelige voorzieningen die studenten uitnodigen om hulp te zoeken waar dat nodig is. Er is een studentenhuiskamer gerealiseerd waar opgeleide student hosts dagelijks beschikbaar zijn. Er worden jaarlijks campagnes en studentenwelzijnsweken georganiseerd om het welzijn van studenten bespreekbaar te maken. Er zijn extra (online) psychologen aangesteld en studentbegeleiders komen bij elkaar in een interfacultaire community gericht op het verbeteren van de interne ketenzorg.
Lerende cultuur
De meeste plannen zijn in de faculteit en in nauw overleg met de medezeggenschap opgesteld en dat sluit aan bij het decentrale karakter van de EUR. Het gesprek over de vraag ‘Wat is onderwijskwaliteit?’ voerden we daarom met direct betrokkenen dicht bij de praktijk. Daarnaast leerden professionals en studenten in lerende groepen (‘Communities of Practice’) en gezamenlijk spraken ze over ontwikkelingen in de onderwijsprogramma’s. De lessen gingen verder dan informatie uitwisselen en ideeën opdoen. Tijdens de midterm werden er op basis van dialogen conclusies getrokken en vervolgdoelen geformuleerd. Op deze manier droegen de middelen Kwaliteitsafspraken bij aan een lerende cultuur, waarbij een herkenbare bijdrage werd geleverd aan de voortdurende verbetering van de onderwijskwaliteit van de EUR: ‘Being an Erasmian; making positive societal impact’.
Financiële verantwoording 2019-2024
De EUR besteedde eind 2024 alle middelen die beschikbaar waren. Een deel van de middelen, die bestemd waren voor 2022-2024, zijn eerder ingezet om de innovatiecapaciteit te versnellen. Die aanpak bleek een succes, zo blijkt uit de snelheid waarmee verbeteringen tot stand kwamen en wat aan het einde van de periode is gerealiseerd.
De EUR heeft een intern systeem om financiële middelen op basis van studentenaantallen te verdelen over de faculteiten. Daarnaast worden er op het centrale niveau van de universiteit middelen gereserveerd voor investeringen die collectieve interfacultaire voorzieningen en de profilering van de EUR ondersteunen. Deze verdeling is, met instemming van de medezeggenschap in 2019, toegepast op de middelen Kwaliteitsafspraken. De financiële verantwoording in deze paragraaf is daarom gesplitst in een facultair deel en in een deel waarin verantwoording wordt afgelegd over programma’s die zijn georganiseerd op instellingsniveau.
Beschikbare middelen (2019-2024), x € 1.000.
| Beschikbare middelen en besteding *keuro | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | Totaal |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Kwaliteitsmiddelen rijksbijdrage | 6.138 | 7.401 | 12.845 | 16.972 | 17.764 | 22.180 | 83.300 |
| Middelen EUR (toezegging) | 4.208 | 5.193 | 1.739 | 286 | 121 | 121 | 11.668 |
| totaal beschikbare middelen | 10.346 | 12.594 | 14.584 | 17.258 | 17.885 | 22.301 | 94.968 |
Totaaloverzicht bestedingen
Tabel 3 geeft een overzicht van de middelen die beschikbaar waren om innovaties en verbeteringen door te voeren. Naast de overheidsmiddelen konden faculteiten in de eerste jaren meer geld aanvragen uit de eigen reserves van de EUR. Zo konden we vaart zetten achter het kwaliteits- en innovatieprogramma. Dat heeft gewerkt. Tabel 3 laat zien wat we kregen en wat we als EUR zelf extra wilden inzetten. Tabel 4 toont dat alle OCW-middelen volledig zijn besteed. De tabel geeft inzicht in de eigen middelen die de universiteit inzette gedurende de gehele periode.
In de periode 2019-2021 werd gewerkt met een vast bedrag van de kwaliteitsmiddelen voor faculteiten en programma’s, afkomstig van de rijksbijdrage. De studentenaantallen stegen echter in deze periode. Naar aanleiding van de midterm evaluatie van 2022 werd de berekening gecorrigeerd en kon de medezeggenschap mede bepalen hoe de extra middelen (M 2.985) konden worden besteed. Hier is een extra medezeggenschapsdialoog over gevoerd.
Bestedingsoverzicht middelen vanuit EUR (2019-2024), x € 1.000.
| Besteding *keuro | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | Totaal |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Besteding kwaliteitsmiddelen | 6.138 | 7.401 | 12.845 | 16.972 | 17.764 | 22.180 | 83.300 |
| Besteding middelen | 1.518 | 6.277 | 1.137 | -2.985 | -16 | 316 | 6.246 |
| totale besteding | 7.656 | 13.678 | 13.982 | 13.987 | 17.748 | 22.496 | 89.546 |
Ruwweg twee derde van de beschikbare middelen Kwaliteitsafspraken zijn, volgens de bovengenoemde interne afspraken, onder de faculteiten verdeeld. Tabel 5 laat zien hoe de middelen per faculteit zijn besteed.
Besteding middelen Kwaliteitsafspraken door faculteiten 2019-2024 x € 1.000
| besteding 2019-2024 *keuro | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | totaal |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| EMC | 310 | 1.964 | 1.727 | 773 | 595 | 2.194 | 7.562 |
| ESE | 1.108 | 1.387 | 1.787 | 1.777 | 2.276 | 2.693 | 11.029 |
| ESHPM | 304 | 358 | 353 | 439 | 391 | 621 | 2.466 |
| ESL | 1.239 | 1.786 | 1.818 | 1.587 | 1.961 | 2.730 | 11.122 |
| ESSB | 1.083 | 1.938 | 1.919 | 1.990 | 2.128 | 2.520 | 11.579 |
| ESHCC | 283 | 451 | 445 | 361 | 333 | 665 | 2.538 |
| RSM | 1.469 | 2.020 | 1.914 | 1.919 | 2.142 | 2.685 | 12.149 |
| ESPHIL | 209 | 301 | 266 | 273 | 229 | 507 | 1.785 |
| 6.006 | 10.205 | 10.229 | 9.120 | 10.054 | 14.616 | 60.230 |
Bovenstaande tabel laat twee grotere wijzigingen zien. Bij twee faculteiten hebben zich tussentijds wijzigingen voorgedaan: bij Erasmus MC en bij Erasmus School of History, Culture and Communication (ESHCC). De verbeteragenda van het Erasmus MC werd in 2019 voor twee jaren ontwikkeld, zoals gemeld bij de indiening van de plannen. Het inrichten van de tweede ronde van de verbeteragenda leidde tot fluctuatie in de besteding van de middelen Kwaliteitsafspraken (waarbij middelen uit eigen vermogen op de kwaliteit van het onderwijs doorliepen). ESHCC besloot tot een herziening van de verbeteragenda. Zowel Erasmus MC als EHCC maakten aanvankelijk gebruik van een methode waarbij docenten voorstellen konden indienen. Beide faculteiten schakelden over op een methode die aansluit bij die van de andere faculteiten en waarbij gezamenlijk met de opleidingen en de teams tot een meerjarig ontwikkelperspectief werd besloten. De ‘Innovatie Hubs’ die aanvankelijk per periode projecten invulden, werden nu coördinatiepunten waar middelen doelmatig vanuit een gemeenschappelijke verbeteragenda werden verdeeld.
Ongeveer een derde van de middelen Kwaliteitsafspraken is volgens plan besteed in faculteit overstijgende initiatieven: de Community for Learning and Innovation (CLI) en drie extra programma’s die samen met de Universiteitsraad zijn ontworpen: Erasmus X, Impact at the Core en Studenten Welzijn. Tabel 6 laat de bestedingen van deze programma’s zien.
Overzicht bestedingen middelen Kwaliteitsafspraken inclusief overige centrale programma’s, x € 1.000.
| Centrale programma's | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | totaal |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Erasmus X | 53 | 859 | 1.006 | 1.264 | 2.164 | 2.071 | 7.417 |
| Impact at the Core | - | 317 | 923 | 1.050 | 1.785 | 2.029 | 6.104 |
| Wellbeing | 76 | 459 | 480 | 508 | 751 | 1.089 | 3.363 |
| CLI | 1.521 | 1.838 | 1.343 | 2.045 | 2.847 | 2.837 | 12.431 |
| Central programs | 1.650 | 3.473 | 3.752 | 4.867 | 7.547 | 8.026 | 29.315 |
De programma’s Erasmus X en Impact at the Core ontvingen maximum budgetten van € 1,3 miljoen (Erasmus X) en € 1,5 miljoen (Impact at the Core). Beide programma’s werkten met een model van experiment en opschaling bij faculteiten. Geld dat in de aanloopperiode tot en met 2021 niet werd besteed, mocht worden meegenomen naar een volgend jaar. Elk jaarbudget, de plannen en de realisatie werden in detail besproken met de HOKA-commissie die door de Universiteitsraad was gedelegeerd. De Universiteitsraad keurde uiteindelijk jaarlijks de begrotingen goed.
Totaaloverzicht bestedingen per OCW-thema
De middelen Kwaliteitsafspraken zijn verbonden aan verplichte thema’s in de kaderregeling. Onderstaande tabel geeft inzicht in de besteding per thema vastgesteld door het ministerie van OCW.
Overzicht investeringen per thema Kwaliteitsafspraken, x € 1.000.
| OCW thema's *k euro | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | totaal |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 1 Kleinschalig intensief | 2.279 | 3.346 | 3.932 | 3.994 | 4.014 | 5.379 | 22.943 |
| 2 Meer en betere begeleiding | 2.281 | 4.028 | 3.178 | 2.416 | 3.289 | 4.724 | 19.916 |
| 3 Studiesucces | 22 | 50 | 31 | - | 3 | 26 | 132 |
| 4 Onderwijsdifferentiatie | 2.503 | 4.762 | 5.868 | 6.490 | 8.800 | 9.751 | 38.174 |
| 5 Onderwijsfaciliteiten | 151 | 659 | 77 | 105 | 138 | 1.082 | 2.211 |
| 6 Professionalisering/docentkwaliteit | 420 | 834 | 896 | 982 | 1.503 | 1.534 | 6.169 |
| 7.656 | 13.678 | 13.982 | 13.987 | 17.748 | 22.496 | 89.546 |
De EUR verbond de bestedingen van de middelen op basis van de verplichte OCW-thema's aan eigen thema’s die aansluiten op de eigen onderwijsvisie en de visie op kwaliteit van onderwijs. De onderwijsvisie van de universiteit is gebaseerd op haar missie. Bij het ontwerp van een lerende cultuur werden de kwaliteitsmiddelen van OCW verbonden aan thema’s die op basis van deze missie gedreven onderwijsvisie door de interne academische gemeenschap werden herkend. Deze thema’s worden hieronder toegelicht. De tabellen geven een verzameld overzicht van de bestedingen per thema.
Bestedingen per EUR-thema
| EUR thema's *k euro | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | totaal |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 1 Personal Professional Development | 2.825 | 3.741 | 3.805 | 3.155 | 3.654 | 5.177 | 22.357 |
| 2 Innovation Capacity | 2.086 | 3.191 | 3.763 | 3.617 | 4.201 | 5.262 | 22.120 |
| 3 Personal Learning Online Facilities | 1.095 | 3.274 | 2.662 | 2.288 | 2.124 | 3.859 | 15.300 |
| 4 Wellbeing | 76 | 459 | 480 | 568 | 918 | 1.224 | 3.725 |
| 5 Impact at the Core | 0 | 317 | 923 | 1.050 | 1.839 | 2.066 | 6.196 |
| 6 ErasmusX | 53 | 859 | 1.006 | 1.264 | 2.164 | 2.071 | 7.417 |
| 7. CLI | 1.521 | 1.838 | 1.343 | 2.045 | 2.847 | 2.837 | 12.431 |
| 7.656 | 13.678 | 13.982 | 13.987 | 17.748 | 22.496 | 89.546 |

Kwaliteitsafspraken: de eigen visie op onderwijs en kwaliteit
De thema’s in tabel 8 zijn in het implementatieplan ‘Samenwerken aan onderwijs van wereldklasse’ in 2019 uitgewerkt als basis voor de invulling van de plannen ter verbetering van de onderwijskwaliteit. Startpunt vormden de uitkomsten van de integrale toets kwaliteitszorg en de programma evaluaties (bachelor en master) 2017-2019. Daarnaast werd in de hernieuwde strategie van de EUR gereflecteerd op de profilering van het onderwijs voor de student. Thema’s van de verplichte kalender uit de regeling (2018) zijn gebruikt om invulling te geven aan onderwerpen die dicht bij de visie van de instelling liggen.
Om de kwaliteit van de plannen te borgen is gebruik gemaakt van reflectie op a. de regeling studievoorschotmiddelen tot en met 2018; b. de aanbevelingen van commissies van peers op programma en instellingsniveau (NVAO); en c. op wensen van de medezeggenschap en het faculteitsbestuur. Hierna worden de door de EUR geformuleerde thema’s in het kort gepresenteerd. Ook wordt aangegeven op welke thema’s van OCW de inspanningen administratief zijn verwerkt.
Persoonlijke en Professionele Ontwikkeling en Studenten Welzijn (OCW-thema’s 1 en 2)
De nadruk op de persoonlijke en professionele ontwikkeling van de student wordt gerealiseerd door in kleine groepen (OCW 1) te werken en door studenten beter te begeleiden in hun persoonlijke en professionele ontwikkeling. Ook is er aandacht voor hun weerbaarheid en welzijn (OCW 2).
Persoonlijke en professionele ontwikkeling van studenten begint in het onderwijs door hen uit te dagen competenties en vaardigheden te ontwikkelen, hen weerbaar te maken en hun mentale welzijn te versterken. Hierdoor ontwikkelen studenten zich tot academische professionals die het verschil maken in hun verdere carrière.
Investeren in de innovatiecapaciteit van docenten (OCW-thema’s 4 en 6)
Er worden flexibele trainingen (microlabs) aangeboden voor docenten met een scholingsvraag. Daarnaast wordt docenten ruimte geboden om innovatieprojecten te initiëren in combinatie met evidence based onderzoek (het fellows programma). Deze initiatieven passen bij OCW- thema 6: Verdere professionalisering van docenten.
De extra inzet van tutoren, mentoren, docenten en learning innovators is deels ondergebracht bij het OCW-thema Onderwijsdifferentiatie (thema OCW 4). Onderwijs is ontwikkeld en geïmplementeerd met teams van docenten, learning innovators en assistenten. Een essentieel onderdeel van de strategie en de onderwijsvisie van de EUR is dat docenten in teams werken, waarbij taken over teamleden zijn verdeeld.
Onderwijsdifferentiatie: aandacht voor impactgedreven, hybride en online onderwijs en curriculum herziening (OCW-thema 4)
Onderwijsdifferentiatie is een belangrijk thema van alle plannen. In herziene programma’s, met name in het bachelor onderwijs, leren studenten te werken met realistische problemen vanuit een professionele en maatschappelijke betrokkenheid.
Om studenten verder uit te dagen en het persoonlijke leren verder vorm te geven, ontwierpen faculteiten online onderwijs en werkten ze aan betere feedback op het leerproces van studenten, het zogeheten formatief assessment. Al deze inspanningen passen bij OCW-thema 4: Onderwijsdifferentiatie.
Centrale programma’s aanjagers van onderwijsdifferentiatie (OCW-thema 4)
Op instellingsniveau zijn in overleg met alle gremia, naast het thema welzijn, twee inhoudelijke onderwerpen gekozen die de bovenstaande innovatieprogramma’s bij faculteiten versterken: de betere aansluiting op de behoeften van de student (Erasmus X) en het werkveld (impactgedreven onderwijs). Deze thema’s droegen bij aan onderwijsdifferentiatie.
Persoonlijke en online leren (OCW-thema’s 4 en 5)
Bij veel online vernieuwingen sneed het mes aan twee kanten. Er werd gewerkt aan passende online faciliteiten én er werd gebouwd aan manieren om de onderwijsomgeving beter te laten aansluiten op de diverse doelen en doelgroepen. Daarom werden projecten die hier werden ontworpen op zowel de faciliteiten (OCW-thema 5) als onderwijsdifferentiatie (OCW-thema 4) verantwoord.
Welzijn (OCW-thema 2)
Hier werd een programma ingericht om de mentale weerbaarheid te versterken door middel van preventie, het verstevigen van de zorgketen en het ontwikkelen van nieuwe vormen van dienstverlening aan de student. Daarnaast werden data verzameld om periodiek de staat van welzijn van de student te monitoren.
Procesinrichting monitoring Kwaliteitsafspraken 2019-2024
Monitoring heeft op twee manieren plaatsgevonden. Faculteiten legden driemaal per jaar verantwoording af op basis van de indicatoren zoals samengevat in onderstaande figuur. Deze verantwoording werd samengevat in het jaarverslag en met de Raad van Toezicht en met de medezeggenschap op centraal niveau besproken.
De effecten op de onderwijskwaliteit worden kwalitatief geduid in vier lerende gemeenschappen, ‘Communities of Practice’ genoemd. Professionals en studenten uit de faculteiten leren daar samen hoe onderwijskwaliteit wordt verbeterd. Deze lerende gemeenschappen zijn aangestuurd door een wetenschapper. Eind 2021 zijn alle tussentijdse opbrengsten besproken met belanghebbenden in dialogen. Doel daarbij was om in een narratief betekenis te geven aan de uitkomsten. De uitkomsten zijn vastgelegd in een rapportage ‘Four Dialogues’, gepubliceerd in december 2021.[1]
[1] Op basis van een evaluatie met een extern panel zal voor de periode 2022-2024 aanvang 2022 worden besproken of er wijzigingen nodig zijn in de huidige plannen. Dit proces zal in nauwe samenspraak met de medezeggenschap worden vormgegeven.
Resultaten Persoonlijke en Professionele Ontwikkeling Studenten (OCW 1&2)
Overzicht van investeringen faculteiten Persoonlijke en Professionele Ontwikkeling (OCW 1, OCW 2) x € 1.000
tabel 9
| Faculteiten OWC 1,2 *k euro | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | totaal |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| EMC | 120 | 539 | 630 | 15 | 58 | 335 | 1.697 |
| ESE | 559 | 785 | 948 | 975 | 969 | 1.338 | 5.573 |
| ESHCC | 244 | 308 | 303 | 283 | 152 | 419 | 1.709 |
| ESL | 742 | 935 | 855 | 746 | 1.040 | 1.604 | 5.921 |
| Esphil | 20 | 40 | 30 | 36 | 34 | 94 | 254 |
| RSM | 1.024 | 989 | 923 | 964 | 1.011 | 1.020 | 5.931 |
| ESSB | 116 | 146 | 117 | 136 | 389 | 368 | 1.271 |
| Grand Total | 2.825 | 3.741 | 3.805 | 3.155 | 3.654 | 5.177 | 22.357 |
Doelstellingen Persoonlijke en Professionele Ontwikkeling
De doelstellingen op het gebied van persoonlijke en professionele ontwikkeling voor de periode 2019-2024 waren:
- Vaardigheidscursussen aanbieden, gericht op de persoonlijke ontwikkeling en met aansluiting op loopbaan en arbeidsmarkt.
- Extra begeleiding van studenten.
Faculteiten stelden de plannen hiervoor op en voerden ze uit.
Het thema ‘persoonlijke en professionele ontwikkeling van de student’ is door de faculteiten decentraal ingevuld en dat gebeurde in samenspraak met hun facultaire medezeggenschapsraden. Per faculteit kon hierdoor een verschillend accent gelegd worden. Het zwaartepunt van facultaire ontwikkelingen lag bij RSM en ESL. Voor beide faculteiten waren de evaluaties van met name de bachelorprogramma’s aanleiding om meer te investeren op de feedback op de persoonlijke ontwikkeling (RSM) als ook het ontwikkelen van specifieke vaardigheden gericht op afstuderen en het toekomstig beroep (ESL). De overige faculteiten investeerden in verbeterdoelen in het kader van de missie en onderwijsvisie van de universiteit.
Wat leverde het op?
In 2019 werd het onderwijs in vaardigheden (studie- en leervaardigheden, beroepsvoorbereiding en competentie ontwikkeling en academische vaardigheden) voor de meeste faculteiten impliciet aangeboden binnen disciplinevakken. Er waren, behalve bij de Erasmus School of Social Sciences and Behaviour (ESSB), geen expliciete leerlijnen vaardigheidsonderwijs. In 2024 hebben alle faculteiten een leerlijn academische vaardigheden, dan wel een structureel aanbod van meerdere vaardigheidsvakken in de bacheloropleidingen. De vaardigheden worden toegelicht in bijgevoegd schema7. Om studenten op dit gebied beter te begeleiden zijn extra docenten en mentoren ingezet. De structurele aandacht voor vaardighedenonderwijs is verankerd in de onderwijsvisie. Het vaardigheidsonderwijs draagt bij aan de weerbaarheid van de student, leervaardigheden en beroepsvaardigheden die nodig zijn om als academische professional samen met anderen complexe uitdagingen te kunnen oplossen. Naar aanleiding van de midterm evaluatie van de kwaliteitsafspraken werd in 2023 de onderwijsvisie van de EUR aangepast vanwege dit thema. Die aanpassing draagt bij aan de ontwikkeling en kwaliteit van het onderwijs voor de komende jaren.
Ons Erasmiaanse onderwijs ontwikkelt de capaciteit van studenten. We richten ons op het succes van studenten. Het gaat daarbij zowel om het bevorderen van studiesucces in de zin van studieprestaties, als om de persoonlijke ontwikkeling en het welzijn van studenten. We ondersteunen studenten bij de ontwikkeling van de persoonlijke en professionele (academische) identiteit en verwachten van studenten dat zij verantwoordelijkheid nemen voor hun leerproces. Zij kunnen kennis co creëren met partners uit andere disciplines, vanuit diverse culturele achtergronden en kunnen samenwerken met partners uit de samenleving. We leren studenten kritisch na te denken over hun eigen aannames en zich bewust te zijn van de sterke en zwakke punten van die aannames. Ze kunnen wederkerige relaties opbouwen en onderhouden, de 'ander' begrijpen en bijdragen aan gedeelde inzichten in en duurzame benaderingen van maatschappelijke behoeften en urgenties.
Bron: Onderwijsvisie 2023.
tabel 10 Informatie over de projecten met betrekking tot dit thema.

Studenten Welzijn 2019-2021 (OCW 2)
Investeringen middelen Kwaliteitsafspraken Studenten Welzijn (centraal) 2019-2021 x € 1.000.
tabel 11
| besteding Wellbeing *k euro | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | Total |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Student support services and lecturers | - | 45 | 195 | 199 | 201 | 269 | 908 |
| Student Living Room | 1 | 57 | 82 | 103 | 155 | 140 | 537 |
| Mission and data | 75 | 331 | 114 | 122 | 134 | 134 | 910 |
| E-Platform and Helpline | - | 27 | 88 | 85 | 75 | 118 | 392 |
| Communication and Research | - | - | - | - | 64 | 262 | 327 |
| Caring Universities | - | - | - | - | - | 88 | 88 |
| Outdoor Living Room and Sports | - | - | - | - | 25 | 86 | 110 |
| Personal Support Hub | - | - | - | - | - | 90 | 90 |
| 76 | 459 | 480 | 508 | 751 | 1.089 | 3.363 |
Investeringen middelen Kwaliteitsafspraken Studenten Welzijn (faculteiten) 2019-2021 x € 1.000.
tabel 12
| Wellbeing faculteiten *k euro | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | totaal |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| ESE | - | - | - | 60 | 166 | 34 | 261 |
| ESL | - | - | - | - | - | 101 | 101 |
| 60 | 166 | 135 | 362 |
Doelstellingen Studenten Welzijn (OCW thema 2)
Vanaf 2019 zette de EUR in op het persoonlijk welzijn en de persoonlijke ontwikkeling van de student, ruimschoots voor de invoering van de regeling NPO, of opname van het thema Studentenwelzijn in het nieuwe Bestuursakkoord. Tot 2019 lag de nadruk op het voorkomen van studievertraging in het eerste jaar van de bachelor en het volgen van de studieprestaties in de jaren daarna. De EUR zette vanaf 2019 in op het ontwikkelen van een visie op en het implementeren van maatregelen ten behoeve van het studentsucces. Hierbij blijft er aandacht voor de studieprestatie, maar wordt veel breder gekeken naar de competenties en vaardigheden van studenten om hun mentale veerkracht te ontwikkelen. Daarom startte een innovatieprogramma op het niveau van de hele universiteit, met als ambitie om het studentenwelzijn bij alle faculteiten en in alle onderwijsprogramma’s te bevorderen. Vanaf 2023 werkt het programma aan het verbreiden van de opbrengsten van het wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van het programma in de landelijke context.
Wat leverde het op?
Er is een breed draagvlak gecreëerd voor het belang van studentenwelzijn bij alle faculteiten. De aandacht voor studentenwelzijn is structureel verankerd in de onderwijsvisie, waarmee de aandacht voor het welzijn van de student structureel is verankerd voor de komende jaren.
Ons Erasmiaanse onderwijs ontwikkelt de capaciteit van studenten
We richten ons op het succes van studenten. Het gaat daarbij zowel om het bevorderen van studiesucces in de zin van studieprestaties, als om de persoonlijke ontwikkeling en het welzijn van studenten.
Bron: Onderwijsvisie 2023
Manifesto Studentenwelzijn (2022)
Alle faculteiten onderschreven een manifest waarin commitment is uitgesproken voor het normaliseren van het gesprek over mentaal welzijn, het realiseren van tijdige en integrale ondersteuning aan de student. Dat gebeurt met interventies die worden onderbouwd met wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit ervan.
Versterken van support aan studenten (2020-2024)
Betere voorlichting
Er is een korte animatiefilm gemaakt over de manier waarop je als student je leven in balans kunt houden en gemotiveerd aan je studie kunt werken. Deze animatie wordt vanaf medio 2022 gebruikt bij aanvang van colleges. De animatie verwijst naar een helder overzicht van het complete supportaanbod van de EUR. Dat aanbod loopt van preventie (denk aan workshops omgaan met stress of uitstelgedrag) tot peer-to-peer support en online coaching door een studentpsycholoog of een externe professional.
De Studentenhuiskamer
De studentenhuiskamer is een laagdrempelige, structurele en niet-commerciële plek om te socialiseren. Deze huiskamer bereikt jaarlijks 22.000 studenten (gemiddeld 90 per dag) waarvan een deel meermaals de huiskamer bezoekt. In de huismaker zijn hosts aanwezig die studenten voorlichten en eventueel doorverwijzen naar interne en externe hulpbronnen.
Frisse Gedachtes en online dienstverlening
Het online wellbeing platform voor studenten had ca. 200.000 paginabezoeken in de periode 2021 t/m 2024. De peer-to-peer chatservice Frisse Gedachtes is sinds 2021 onderdeel van het online wellbeing platform. De tevredenheid van studenten is goed.
Extra psychologen en online aanbod
Na intern onderzoek is een extra psycholoog aangesteld. Voorts is er online coaching geïmplementeerd en sloot de EUR zich aan bij Caring Universities. Dat biedt toegang tot online mentale gezondheidsmodules voor studenten. Verder is in 2022 een huisartsenpost nabij de campus geopend waar studenten terecht kunnen.
Missie en Data (KPI)
In de periode 2020 t/m 2023 was er ieder jaar een meting van het studentenwelzijn. Ook participeerde de EUR in 2022 en 2024 in de landelijke Monitor Mentale Gezondheid en Middelengebruik (RIVM/Trimbos/GGD-GHOR). Na 2024 worden beide monitoren elk jaar om en om gehouden. Uit de vierde EUR-monitor naar studentenwelzijn, gehouden in 2023, blijkt dat, hoewel er kleine verbeteringen zijn in het percentage studenten dat een laag mentaal welzijn ervaart, de algehele situatie zorgwekkend blijft en vergelijkbaar is met de uitkomst van de derde meting. Zo worstelt 40% tot 60% met mentale problemen. Het gaat daarbij vooral om angst, depressie, eenzaamheid en burn-out. De landelijke MMM monitor van 2023 geeft echter aan dat de EUR significant positiever scoort op mentale gezondheid dan van andere universiteiten. Wel is de score van middelengebruik iets negatiever.
Investeren in innovatiekracht van docenten
Facultaire en centrale investeringen middelen Kwaliteitsafspraken innovatiekracht docenten x € 1.000.
tabel 13
| OCW thema 6 *k euro | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | totaal |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| CLI | 351 | 758 | 706 | 810 | 961 | 1.002 | 4.588 |
| EMC | - | - | 23 | 44 | 3 | 144 | 214 |
| ESE | - | - | - | - | 240 | 265 | 504 |
| ESHPM | - | - | - | - | 5 | 70 | 75 |
| IATC | - | - | 83 | 48 | 13 | 48 | 192 |
| RSM | - | - | - | 2 | 17 | 20 | 38 |
| ESSB | 69 | 76 | 84 | 78 | 119 | 132 | 558 |
| 420 | 834 | 896 | 982 | 1.503 | 1.534 | 6.169 |
Doelstellingen Investeren in innovatiekracht van docenten
Tot en met 2019 werden docententrainingen aangeboden in een volledige leergang. Docenten waren individueel verantwoordelijk voor het volledige proces van ontwerp tot en met het uitvoeren van hun vakken. Doel was om ontwerp- en begeleidingstaken meer te splitsen en daarmee meer als team het onderwijs te verzorgen.
Wat bracht de inzet?
Op basis van de midterm evaluatie (2021/2022) is de aanpak in de onderwijsvisie van de Erasmus Universiteit geborgd en vervolgens in een aanvullend beleidskader uitgewerkt:
Onze Erasmiaanse docenten dagen zichzelf uit om actuele, effectieve en empirisch onderbouwde benaderingen van onderwijs, studie en studiebeoordeling te gebruiken en te ontwikkelen. Op opleidingsniveau dagen didactische kaders studenten uit om hun kennis te vertalen naar een kritisch begrip van maatschappelijke urgenties. Dankzij hun uitgebreide pedagogische en didactische repertoire kunnen onze docenten een inclusief en veilig studielandschap bieden waarin alle studenten succes kunnen behalen en hun volledige potentieel kunnen bereiken.
Erasmiaanse docenten werken vaak in teamverband. Docenten werken samen met mentoren, tutoren, coaches en/of onderwijsvernieuwers en ander ondersteunend personeel, maar ook met maatschappelijke partners. Onderwijsteams zijn geïnteresseerd in het persoonlijke welzijn van studenten en helpen studenten om veerkracht en zelfregulerende professionele en academische competenties te ontwikkelen als onderdeel van hun academische, persoonlijke en professionele identiteit. Bron: Onderwijsvisie 2023
Werd deze ‘unbundling’, die ook in de visie is opgenomen, bereikt? De doelen die daarbij werden gesteld, wel. Docenten staan anno 2024 nog steeds aan het roer van hun eigen onderwijs, maar faculteiten werkten aan ‘unbundling’ van de docententaak om de docent te ontlasten. Al blijft de werkdruk hoog.
RSM, ESSB, ESPhil, ESHPM en ESE zetten in op extra mentoren die beter werden opgeleid in een Tutor Academy. Verder stelden veel faculteiten ofwel learning innovators aan (RSM, ESSB, ESL, ESE) ofwel zetten ze in op coördinatie van samenhang en doorontwikkeling van het curriculum. De meeste faculteiten waren tevreden over de inzet van learning innovation-medewerkers. Mede door hun inzet kunnen innovaties binnen projecten beter worden geborgd op het niveau van een onderwijsprogramma of de professionele ontwikkeling van docenten. Learning innovators zijn, behalve onderwijsontwikkelaars, ook onderdeel van het informele scholen: leren tijdens je werk.
Naar aanleiding van voortschrijdend beleid op docentprofessionalisering werd door faculteiten vanaf 2023 geïnvesteerd in aanvullende activiteiten op ‘teamteaching’ en aanvullende activiteiten op constructive alignment.
De Community for Learning and Innovation (CLI) kreeg gecentraliseerde ondersteuning om de innovatiekracht van docenten te bevorderen. CLI ontwikkelde een aanbod voor docenten dat hen in staat stelt continu de kwaliteit en innovatie van hun onderwijs te versterken. Het geeft hun ook de mogelijkheid zich voortdurend aan te passen aan maatschappelijke veranderingen, nieuwe didactische inzichten uit de wetenschap en nieuwe technologische mogelijkheden. Faculteiten die vanwege schaalgrootte over minder learning innovatie capaciteit beschikken, kunnen een beroep doen op de CLI. Alle subdoelstellingen die de CLI hiervoor opstelde met de faculteiten, zijn behaald. Deze waren:
Microlabs
De opdracht was om eind 2024 tien microLabs te ontwikkelen met in totaal duizend deelnemers. Microlabs zijn korte ‘how to’- modules voor EUR-docenten over specifieke onderwijskundige vraagstukken. In totaal zijn er 24 microlabs ontwikkeld waaraan in totaal 2.383 docenten deelnamen. Tijdens de COVID-crisis kwamen extra instructiematerialen over onlineonderwijs en toetsen online beschikbaar. Ook is ‘teachEUR’, de online ontwerptool voor docenten, opgeleverd. Er zijn diverse interactieve webinars verzorgd, zoals de ‘Online interaction and tool experience’ en ‘Online assessment”. Hieraan deden in 2020 191 docenten mee.
Fellows: de docent als innovator
Het doel van twintig actieve fellows per jaar is in alle jaren ruimschoots behaald, met in de meeste jaren uitschieters richting dertig. Enige uitzondering was in 2019 waarin het programma net was begonnen, toen waren het er negentien. Het onderzoek van de fellows concentreerde zich vooral op vaardigheidsonderwijs, blended, hybride en online onderwijs en de motivatie en het welbevinden van studenten en docenten.
Projectondersteuning
CLI had de opdracht jaarlijks gemiddeld vijftig projecten te ondersteunen met extra learning innovation capaciteit. Dat is na een aanloopperiode in de eerste drie jaar gelukt.
Persoonlijk en Online Leren (OCW-thema’s 4 en 5)
Financiële verantwoording persoonlijke en online leren (x € 1.000).
tabel 14
| Persoonlijk en online Leren; OCW thema 4 en 5 *k euro | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | totaal |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| CLI | 351 | 758 | 706 | 810 | 961 | 1.002 | 4.588 |
| faculteiten | 693 | 2.255 | 1.869 | 1.666 | 1.471 | 2.961 | 10.915 |
| 1.044 | 3.013 | 2.575 | 2.476 | 2.432 | 3.963 | 15.503 |
Financiële verantwoording faculteiten (x € 1.000).
tabel 15
| Persoonlijk en online Leren; CLI OCW thema 4/5 *k euro | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | totaal |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Educational innovation projects | 677 | 430 | 228 | 352 | 953 | 884 | 3.524 |
| ErasmusU_Online projects | - | - | 74 | 361 | 452 | 312 | 1.199 |
| 677 | 430 | 302 | 713 | 1.405 | 1.196 | 4.723 |
Doelstellingen persoonlijke en online leren (OCW-thema’s 4 en 5)
In 2019 werd het programma ‘Flipping the classroom’ afgerond waarbij universiteitsbreed bij een selectief aantal programma’s cursussen opnieuw werden ontworpen met enkele digitale online-elementen, zoals de master Arbeidsrecht. Vanaf 2019 werd met alle faculteiten afgesproken een programma in te stellen over persoonlijk en online leren. Doelstellingen richten zich op het vernieuwen van de online leeromgeving voor studenten zodat zij persoonlijk meer worden uitgedaagd en het onderwijs flexibeler wordt. Innovaties stellen studenten in staat om a. buiten de campus, in hun eigen tijd, te leren; b. meer en betere feedback op het leerproces te ontvangen; en c. ervoor te zorgen dat het onderwijs wordt aangepast aan specifieke leervragen van studenten. ESSB stelde een learning innovation team aan met als aandachtspunt online onderwijs. Dat team deed dat onder meer bij de opleiding Psychologie.
Tijdens de COVID-19 pandemie werd het volledige onderwijs online. Dat gebeurde met inzet van de facultaire learning innovation medewerkers en met een grote rol voor de CLI. De CLI leverde technische ondersteuning, veel workshops, webinars en toolkits voor docenten om hun lessen online te geven. Het leidde uiteindelijk tot een nieuwe toolkit voor docenten, het verder ontwikkelen van enkele volledig online programma’s en de ontwikkeling van chatbot-technologie om studenten beter en sneller feedback te geven op veel gestelde vragen. Dat gebeurde met name bij RSM.
De midterm evaluatie leidde tot het besluit om primair on campus onderwijs te bieden. Het streven is om tot 2030 hybride en online leren in te zetten om doelgroepen te faciliteren die om diverse redenen minder goed kunnen deelnemen aan on-campus onderwijs.
Wat bracht de inzet?
In totaal werden door alle faculteiten veel cursussen aangepast en werden vier projecten met betrekking tot assessment succesvol afgesloten. De verbeterde cursussen sluiten beter aan op de beginsituatie en de motivatie van de student. Dat gebeurt bijvoorbeeld met serious gaming (ESHCC) door adaptieve modules (Erasmus MC) en het tijd en plaats onafhankelijk maken van leren. De kennisclips van de faculteit Economie zijn van dat laatste een voorbeeld. Studenten bereiden het onderwijs thuis voor op de werkgroepen. Verder is online tooling gebruikt om studenten in simulaties of (interdisciplinaire) casussen te laten samenwerken (ESPhil).
In 2021 is een brede midterm dialoog gevoerd over hybride, online en gepersonaliseerd leren. Daaruit blijkt dat de functie van online leren bij kennisoverdracht dient te worden vastgesteld, dat kennis om vraagstukken op te lossen moet worden toegepast en dat de persoonlijke vorming van de student aandacht behoeft. Hierbij is het individualiseren van het onderwijs mogelijk noodzakelijk, maar het beter doordenken op welke wijze online didactiek kan bijdragen aan betere leeropbrengsten moet voorop staan.
Met hulp van de CLI is het programma ‘Hybride en online leren’ voortgezet met enerzijds een experiment digitale didactiek in een volledig online programma (niet gefinancierd met middelen Kwaliteitsafspraken) en anderzijds het verder ontwikkelen van microlabs, toolkits en events waarin docenten konden uitwisselen over hun experimenten. In een Community of Practice is het gesprek over digitale didactiek en assessment voortgezet.

Impactleren (OCW thema 4)
De financiële realisatie van het programma Impact at the Core x € 1000.
tabel 16
| IATC *k euro | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | totaal |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Impact at the Core | - | 317 | 923 | 1.050 | 1.785 | 2.029 | 6.104 |
Doelstellingen Impact at the Core
In 2019 formuleerde de Erasmus Universiteit de ambitie ‘Creating Positive Impact’ in het onderwijs. Bij de aanvang van het universiteitsbrede programma hiervoor, werd de beginsituatie van de faculteiten vastgelegd. Dat gebeurde op basis van een brede uitvraag. Binnen collegereeksen was het gebruikelijk om met eigen- of gastsprekers casuïstiek aan te bieden ter illustratie van theorie die in werkgroepen of individueel door studenten werd uitgewerkt.. Bij ESL en ESSB was het gebruikelijk om volgens het model ‘probleemgestuurd leren’ een gestructureerde versie van de praktijk aan studenten te presenteren. Bij een enkel onderwijsprogramma werd uitgegaan van realistische uitdagingen die samen met stakeholders werden uitgewerkt als uitgangspunt van het onderwijs. Al deze uitkomsten vormden het vertrekpunt van hun leerproces en theoretische verdieping hoe studenten beter konden worden opgeleid om ‘impact’ te maken op toekomstige vraagstukken.
Impact at the Core ontwikkelde met vertegenwoordigers uit de faculteiten en op basis van onderwijsmodellen zoals die van Mezirow (1996) een model van ‘impactgedreven’ onderwijs. Belangrijkste doel: in 2024 krijgt iedere student in ieder studieprogramma tenminste één keer onderwijs waarbij samen met direct belanghebbenden van buiten de universiteit gewerkt wordt aan maatschappelijke en/of transitie-vraagstukken – en dat wordt waar mogelijk gekoppeld aan duurzaamheidsvraagstukken.
Doelstellingen voor de student waren:
- Actuele, complexe en rafelige vraagstukken begrijpen, samen met belanghebbenden uit de praktijk en samen met studenten uit andere disciplines.
- Kunnen omgaan met verschillende ziens- en denkwijzen.
- Gewenste leerdoelen behalen die in het onderwijsprogramma centraal staan.
Doelstelling voor de docent en het onderwijsaanbod was:
- Een samenhangend didactisch model ontwikkelen waarmee dit type onderwijs wordt verzorgd en waarmee studenten worden begeleid. Het model maakt het mogelijk de aanpak te vertalen in het ontwerp van (nieuwe) cursussen, didactische aanpakken en toetsingsvormen, passend bij de kwaliteitsrichtlijnen van de EUR.
Doelstelling ten aanzien van de haalbaarheid was:
- Het betaalbaar en uitvoerbaar ontwerpen van dit onderwijs, waarbij rekening wordt gehouden met de grote studentenaantallen en de werkdruk van docenten.
Doelstelling ten aanzien van organisatie- en randvoorwaarden was:
- Het onderzoeken en implementeren van instrumenten in de leeromgeving die het impactleren ondersteunen en de kwaliteit van het onderwijs borgen. Dat diende te leiden tot en portaal of digitaal systeem waarin bedrijven/overheden, docenten en studenten samen projecten kunnen uitvoeren en docentprofessionalisering (ontwikkelen en aanbieden).
Doelstelling ten aanzien van de innovatie-aanpak en het ontwikkelen van een lerende cultuur was:
- Samen leren, lessen trekken uit de ervaring en nieuwe doelen formuleren door middel van kennisdeling en dialogen in een Community of Practice: samen met studenten en docenten vanuit verschillende faculteiten leren uit de vele experimenten en docenten een mogelijkheid bieden voor intervisie.
Wat leverde het op?
De eerste fase in het studiejaar 2020-2023 bestond uit het experimenteren en implementeren van enkele voorbeelden op basis een ‘next-step’-innovatie aanpak bij verschillende faculteiten en onderwijsprogramma’s. Het team maakte een eerste blauwdruk en liet visueel zien waarbinnen het onderwijs met verschuivingen meer ruimte ontstaat voor realistische en ‘realtime’ vraagstukken. Daarbij zouden studenten vaardigheden kunnen ontwikkelen waarmee ze zich kunnen inleven, positie bepalen en bijdragen aan een zienwijze op of een oplossing van een uitdaging. Daarbij kwamen vragen voorbij als: is het nodig om een probleem vooraf te structureren, wat doet de student zelf en waar is begeleiding gewenst?
Op basis van de eerste achttien projecten die bij vrijwel alle faculteiten – met name gericht op het bachelor onderwijs – plaatsvonden, is een didactisch model ontworpen. Daarbij werd het advies gegeven om enerzijds het aantal experimenten te laten groeien en anderzijds te komen tot ‘impactroutes’. Met die routes kunnen studenten in de bachelor kiezen voor een opbouw van een academisch beroepsprofiel dat zich toelegt op engagement en impact op ingewikkelde vraagstukken in de praktijk. Die keuze wordt zichtbaar in de keuze voor een minor en de afstudeerroute; studenten bereiden zich voor met reguliere cursussen rond vaardigen en inhoudelijke vakken waarin de praktijk centraal staat.
Alhoewel de ambitie was om in elk programma een impactgedreven cursus te ontwikkelen, is dat gelukt voor 32% van alle 39 programma’s. Er is in totaal voor 541 creditpoints onderwijs ontwikkeld in vier jaar tijd. De nadruk lag op het ontwikkelen van onderwijs voor de bacheloropleidingen. Cursussen voor masterprogramma’s worden vanaf 2025 geïmplementeerd in het herontwerp van masterprogramma’s. Het percentage programma’s waarin aandacht is voor het in samenspraak met externe belanghebbenden oplossen van uitdagende vraagstukken, neemt naar verwachting eind 2025 dus toe.
Het programma ontwikkelde een didactisch model, ‘learning landscape’ genoemd, een kennisbasis (‘toolbox’) en docententrainingen om implementatie vanuit de bestaande structuur van de CLI verder te ontwikkelen. Het programma werkte met een actieve Community of Practice en gaat daar in 2025 en daarna binnen de CLI mee door.
Daarnaast ontwikkelde het programma een aantal concepten die in de komende jaren kunnen worden ingezet in nieuwe en bestaande opleidingen, dan wel verder kunnen worden ontwikkeld:
- Een minor ‘impactgedreven onderwijs’ die het ontwikkelde didactische model nauwgezet volgt. Studenten formuleren een uitdaging na een dialoog met belanghebbenden. Vervolgens leveren zij met behulp van een stappenmodel een waardevolle bijdrage (inzicht, begrip, deel van een oplossing). Leerdoelen zijn gekoppeld aan ILO’s die zijn afgeleid van de verplichte Dublin Descriptoren.
- Een modelstage, ontwikkeld met ESL, ESPhil, ESSB and ESHCC.
- Een model thesis opdracht, ontwikkeld met Esphil, die recht doet aan afstuderen met een niet-traditioneel afstudeerproduct waarin de praktijk centraler staat. In 2025 wordt in het kader van de instelling brede herziening van het toets beleid het besluit voor nieuwe en andere vormen van afstuderen in het beleid van de instelling geborgd.

Vice-decanen Onderwijs van alle faculteiten stemden in juni 2021 in met het ontwikkelen van een pilot ‘impact ruimte’ in het derde jaar van de bacheloropleidingen. Doel is om in het derde bachelor jaar de student te helpen een maatschappelijke uitdaging te kiezen waar tijdens de minor- en afstudeerfase aan kan worden gewerkt. Studenten studeren dan bijvoorbeeld af op een ontwerp of benaderingswijze van een belangrijk maatschappelijke uitdaging. Aan dit doel wordt vanaf 2022 gewerkt.
Vraagstukken ophalen uit de omgeving (KPI)
De EUR haalt vraagstukken uit haar directe omgeving op. In 2021 zijn twee ‘impact education dialogues’ georganiseerd waarbij zowel personen vanuit het onderwijs en stakeholders uit de maatschappij spraken over hoe het onderwijs beter kan aansluiten op de vragen vanuit de maatschappij. De eerste dialoog richtte zich op het zorgdomein en ging onder meer over techniek, ethiek en interdisciplinariteit. Bestuurders van zorginstellingen en van het ministerie van VWS benadrukten het belang om studenten tijdens hun studie met concrete vraagstukken aan de slag te laten gaan. In oktober voerden studenten van Gezondheid In De Samenleving (GIDS) van het Erasmus MC een dialoog over technologie in het medisch onderwijs.
Training voor docenten (KPI)
Samen met de CLI ontwikkelde Impact at the Core een microlab en een apart introductie van een impactgedreven onderwijswebinar dat in 2021 werd gelanceerd.
Makkelijker samen leren met de buitenwereld: een supportsysteem (KPI)
Als eerste universiteit in Europa schafte de EUR een stakeholdersplatform aan om de samenwerking tussen het onderwijs en de buitenwereld binnen de leeromgeving te versterken en mogelijk te maken. Na een pilotfase zal dit platform in 2022 verder worden geïntroduceerd.
Innovatieve Ruimte: Erasmus X
De financiële realisatie x € 1000 (uitwerking in detail volgt in ‘Deeloverzichten op instellings- en facultair niveau’.
tabel 18
| Erasmus X *k euro | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | totaal |
| Erasmus X | 53 | 859 | 1.006 | 1.264 | 2.164 | 2.071 | 7.417 |
Doelstellingen Erasmus X
Het programma Erasmus X is ingericht om onderwijsinnovatie te stimuleren die het onderwijs voorbereidt op 2050. In 2019 bestond deze voorziening nog niet en waren onderwijsvernieuwingen een zaak van een individueel vak of opleiding.
In toekomstgericht onderwijs zijn er twee belangrijke ‘drivers’ over het denken over onderwijs en het innoveren en sturen daarvan: co-creatie met meerdere belanghebbenden en de verantwoorde inzet van opkomende technologieën. In 2019 formuleerde de EUR de opdracht om vanuit niet-gebruikelijke manieren in dialoog met studenten en andere betrokkenen nieuwe manieren van onderwijs te onderzoeken en te ontwerpen. Deze opdracht werd gegeven aan Erasmus X. Het programma stimuleerde een innovatieve aanpak waarin experimenteren met nieuwe aanpakken en het testen daarvan centraal stond. Experimenten gingen uit van onderwijs dat aansluit bij de veranderende leerbehoeften van studenten en van de snel veranderende manier waarop we leren onder invloed van technologische ontwikkeling.
Erasmus X werkte aan innovaties waarover grote onzekerheid bestond over de uiteindelijke impact of uitkomsten. Alle projecten hoefden om die reden niet te slagen. En niet elk experiment dat Erasmus X lanceerde, kreeg navolging. Het programma had drie belangrijke doelen: EdTech en AI verder ontwikkelen, complexe innovaties ontwerpen met externe stakeholders en het gezamenlijk ontwerpen met studenten, oftewel co-creatie.
Wat leverde het op?
Naast het stimuleren van een innovatieve en lerende cultuur waarin experimenteren, prototypen en testen centraal staan, worden hieronder de meest belangrijke resultaten samengevat die vanaf 2025 wel navolging zullen krijgen.
Van experimenteren naar opschalen
Nog voordat de revolutie AI doorzette, experimenteerde Erasmus X al volop met AI en EdTech. Een concreet resultaat hiervan is de AI-minor die inmiddels aan de EUR, Universiteit Leiden en TU Delft wordt aangeboden. Daarnaast zijn er workshops voor docenten ontwikkeld die de integratie van het AI-onderwijs in de dagelijkse praktijk ondersteunen. Deze initiatieven worden ook in 2025 voortgezet, net zoals de GenAI Communities of Practice waarmee de integratie van AI in onderwijs ondersteuning krijgt. De geleerde lessen zijn eind 2024 vertaald in een instelling brede AI-strategie, die vanaf 2025 gericht op een verantwoorde integratie van AI in onder andere onderwijsprocessen.
Complexe innovatie met multi-stakeholders
Hoe ontwerp je onderwijs dat beter aansluit op de diversiteit van studenten en de manier waarop studenten leren? Om antwoord te geven op die vraag ontwikkelde Erasmus X samen met studenten, docenten en externe partners een aantal succesvolle formats. Ze bleken enorm succesvol en worden dan ook in en na 2025 voortgezet. De meest belangrijke op het gebied van toegankelijkheid is het initiatief dat tijdens de COVID-19 werd genomen om een onlineversie te maken van een introductieprogramma voor studenten die als eerste in hun eigen omgeving gaan studeren. Die tijd was met name voor deze groep studenten ingewikkeld. De aantallen studenten die deelnamen aan de online leeromgeving verveelvoudigden. Na de coronaperiode werd het programma omgezet naar een on-campus variant. Studenten krijgen daar praktische opdrachten waarin zij elkaar, de universiteit en hun persoonlijke uitdagingen beter leren kennen. Het programma trekt jaarlijks honderden studenten.
Een andere innovatie die in de coronatijd ontstond is de Minecraft-Campus. Studenten konden elkaar binnen een gamified omgeving . Tijdens de pandemie speelde deze campus een cruciale rol in het bevorderen van sociale cohesie en community building. Het leidde tot nieuwe inzichten over toekomstbestendige, al dan niet virtuele, leervormen en samenwerking met verschillende interne en externe stakeholders.
Soft skills naast academische vaardigheden
Naast academische kennis is het ontwikkelen van competenties en soft skills essentieel voor toekomstbestendig onderwijs. Erasmus X speelde hierop in met het stimuleren van competency-based learning. Een concreet voorbeeld hiervan is de ACE Yourself (web) App. Die is bedoeld om studenten te ondersteunen tijdens de overgang van de middelbare school naar het hoger onderwijs en dat gebeurt door niet-academische en interpersoonlijke vaardigheden te ontwikkelen en metacognitieve en reflectieve vaardigheden en zelfregulatie te ondersteunen. Deze app is onder leiding van de EUR door vier universiteiten ontwikkeld en wordt inmiddels ingezet binnen het Pre-Academic Programme en een pilotgroep van middelbare scholen in Rotterdam.
Ervaringsleren via de hub op Rotterdam Zuid
Een van de meest impactvolle initiatieven van Erasmus X was de oprichting van een jongerenhub (het Hefhouse) in Rotterdam Zuid. In samenwerking met bewoners en wijkvertegenwoordigers werd een buurtcentrum opgezet waar onderzoekers, docenten en studenten van zowel mbo, hbo als wo samenwerkten aan praktijkgerichte vraagstukken. Meer dan 600 studenten werkten aan projecten, gericht op maatschappelijke uitdagingen. Daarbij kan worden gedacht aan jeugdproblematiek, gezondheidszorg en scholing. Het initiatief bood studenten de kans om hun academische kennis direct in te zetten in de praktijk, terwijl de wijk profiteerde van innovatieve oplossingen.
Een innovatieve cultuur ontwikkelen
Een innovatieve organisatiecultuur blijkt cruciaal gebleken voor succesvolle onderwijsvernieuwingen. Het programma stimuleerde deze cultuur door experimenteerruimtes te creëren, die zowel fysiek als mentaal veilig zijn. Een belangrijk initiatief daarbinnen was de Fail Fast Forward-workshopreeks, waarin studenten en docenten werden aangemoedigd om falen te zien als een essentieel onderdeel van het leerproces. In 2021 werden vijf van deze workshops georganiseerd; vanaf 2022 is dit een maandelijks terugkerend initiatief binnen verschillende faculteiten. Daarnaast werd in samenwerking met ESL en EUC gewerkt aan een failure/resiliency track gericht op het trainen van tutoren en studieadviseurs in het begeleiden van studenten bij het omgaan met falen en het ontwikkelen van veerkracht.
Ook een veilige experimenteeromgeving voor opkomende technologieën zoals AI was een van de speerpunten van het programma. Op initiatief van de IT-afdeling en andere interne partners werd gekeken naar de ontwikkeling van een beveiligde testomgeving waarin verantwoorde experimenten met AI konden plaatsvinden. Dit draagt bij aan een cultuur waarin innovatie wordt omarmd en waarin studenten en docenten de ruimte krijgen om nieuwe technologieën op een veilige en verantwoorde manier te verkennen.
Daarnaast is in samenwerking met SURF strategic foresight ingezet om toekomstige ontwikkelingen te verkennen en innovatie duurzaam te verankeren in de AI Strategie binnen het onderwijs.
De flagship projecten die zijn ontwikkeld, vormen de basis voor structurele veranderingen die de komende jaren verder worden uitgebouwd. De combinatie van co-creatie, human-centered technologie en een open innovatiecultuur zorgt ervoor dat het onderwijs niet alleen voorbereid is op de uitdagingen van vandaag, maar ook op die van de toekomst.
Bevindingen Raad van Toezicht en Universiteitsraad
Bevindingen Raad van toezicht
De Raad van Toezicht neemt via de Kwaliteitscommissie kennis van, houdt toezicht op en is klankbord voor de ontwikkelingen die dienen ter versterking van de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek binnen EUR.
In 2024 is zij betrokken bij de implementatie van de onderwijsvisie 2023 in samenhang met de ontwikkeling van de EUR-strategie 2025-2030, waarbinnen ook een vervolg wordt gegeven aan de midterm evaluatie van de Kwaliteitsafspraken uit 2022. De Kwaliteitscommissie was zeer te spreken over de Onderwijsvisie en adviseerde de blik van buiten naar binnen te koesteren in dit proces.
Een aandachtspunt van de kwaliteitscommissie, zoals al opgenomen in het jaarverslag 2023, was de doorontwikkeling van de interne kwaliteitszorg. De kwaliteitscommissie ziet dat er mooie stappen zijn gezet en is blij dat dit een doorlopend proces is, waardoor continue aandacht voor kwaliteitszorg en de voorbereiding op de Instellingstoets Kwaliteitszorg geborgd wordt. De Kwaliteitscommissie adviseerde het panelgesprek in te zetten als katalysator van het proces binnen EUR.
Een van de grote ontwikkelingen die van invloed is op de onderwijskwaliteit is Slimmer Academisch Jaar. De Kwaliteitscommissie kan zich vinden in de nieuwe range van 28 tot 32 weken. Daarnaast begrijpt zij de keuze om, mede in het licht van alle ontwikkelingen, voor nu n=n te handhaven, maar wel kritisch te kijken naar de compensatie- en uitzonderingsregels.
Ook de Onderzoeksvisie is behandeld. De Kwaliteitscommissie heeft vooral waardering voor de wijze waarop dit proces is vormgegeven met betrokkenheid van veel partijen. De Kwaliteitscommissie kan zich vinden in de koers, maar vraagt aandacht voor het unieke profiel van de EUR.
De Kwaliteitscommissie kan zich vinden in de beweging die EUR maakt op het gebied van kwaliteit van het onderwijs en onderzoek. De commissie ziet dat bevindingen uit 2023 zijn opgepakt en dat hier invulling aan gegeven is en voelt zich betrokken en geïnformeerd over de ontwikkelingen binnen de EUR op het gebied van kwaliteitszorg. De Kwaliteitscommissie kijkt met interesse uit naar de verdere uitwerkingen en implementaties in 2025 en heeft er vertrouwen in dat verbeterpunten, aangedragen en geïdentificeerd in 2024, hierin worden meegenomen.
Bevindingen Universiteitsraad
Dit document dient als een reflectie van de HoKa werkgroep van de UR over de HoKa investeringen in de afgelopen zes jaar. Deze reflectie schrijft de Universiteitsraad (UR) in de context van de eindevaluatie van de HoKa investeringen, die binnen de hele universiteit uitgevoerd wordt. Het is belangrijk om te benoemen dat deze reflectie geschreven door de huidige leden van de HoKa werkgroep. Deze leden zijn pas sinds enkele jaren actief betrokken bij HoKa en zijn dus niet betrokken geweest bij het opstellen van de bestedingsplannen van HoKa en bij de eerste jaren van de uitvoering. Desalniettemin hebben zij een goed beeld van de ontwikkelingen van HoKa over de afgelopen jaren. Dat is te danken aan gesprekken met (oud) collega’s, het bestuderen van plannen en vorige evaluaties en het bevragen van verschillende teams die de HoKa plannen uitvoerden.
Deze reflectie bestaat uit drie delen. Het is eerste deel is een korte bespreking van de projecten die samenwerken met de HoKa Werkgroep (Studentenwelzijn, Impact at the Core, Erasmus X en Community for Learning & Innovation). Deel 2 is een toelichting op hoe de werkgroep sommige van de HoKa-ervaringen van andere participerende organen op faculteits- en programmaniveau waarneemt. Afsluitend wordt een conclusie en globale reflectie op het gehele HoKa programma gegeven.
Individuele programma’s
Studentenwelzijn
Gedurende de periode van HoKa was er ongeveer twee keer per maand een overleg van de UR delegatie met het projectteam Student Wellbeing (SW). De communicatie was altijd duidelijk, er waren tijdige updates over de projecten en adequate en snelle antwoorden op vragen. De vertegenwoordigers hebben het gevoel dat hun input en feedback zeer gewaardeerd wordt. Ook nu, in de transitiefase, vraagt het SW-team actief om input om daarmee het programma zo waardevol mogelijk te maken.
In de afgelopen jaren zocht en vond het SW-team, in samenwerking met relevante belanghebbenden, voortdurend manieren om het welzijn van studenten aan de EUR te verbeteren. Daarbij was er een continue evaluatie van het succes van de initiatieven waardoor ook actief keuzes gemaakt konden worden omtrent het voortzetten van dergelijke initiatieven alsook eventuele vernieuwingen. Een belangrijke stap was het Studentenwelzijnsmanifest, waarmee een gedeelde holistische visie op het welzijn van studenten binnen de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) wordt gecreëerd. Het manifest is ondertekend door de toenmalige rector en decanen, en alle medewerkers en studenten kunnen deze ondertekenen (https://www.eur.nl/onderwijs/studeren-rotterdam/studentenwelzijn/over-ons/studentenwelzijnsmanifest).
In de afgelopen jaren zette het SW-team een integraal programma op waarbij er vanuit verschillende lijnen een zo divers mogelijk programma aangeboden wordt om studenten welzijn te vergroten. Zo zijn er diverse online elementen gecreëerd, soms in samenwerking met andere universiteiten. Een ervan is het SW-platform (https://www.eur.nl/en/education/study-rotterdam/student-wellbeing) waar studenten zelf interactief kunnen zoeken naar de beste hulp passend bij hun zorgen. Dan zijn er ook nog de nieuw ontwikkelde ROOM app (https://my.eur.nl/nl/eur/onderwijs/student-wellbeing-platform/room-grow) en de samenwerking binnen Caring Universities waarin studenten online programma’s kunnen volgen om hun welzijn te verhogen (https://moodlift.nl/). Het zijn gemakkelijk toegankelijke initiatieven die het studentenwelzijn vergroten.
Ook offline heeft het SW-team diverse zaken om studenten verder te helpen, bijvoorbeeld de bewezen succesvolle Huiskamer, een fysieke locatie in één van de universiteitsgebouwen waar studenten elkaar en getrainde student-hosts kunnen vinden om ondersteuning te krijgen op het gebied van welzijn. Verder is de Personal Support Hub (PSH), grenzend aan de Huiskamer, in gebruik genomen om op specifieke thema’s, bijvoorbeeld middelengebruik, gerichte hulp aan te bieden. Dit gebeurt vaak in samenwerking met onder andere zorgprofessionals. Ook noemenswaardig zijn de inspanningen van het SW-team gericht op het fysieke welzijn en het effect van beweging op welzijn. Een voorbeeld zijn de diverse Sport & Skills'-trajecten die veel gebruikt worden door studenten.
Daarnaast organiseert het SW-team zo’n twee keer per jaar een Wellbeing Week waarbij een week lang allerlei activiteiten worden aangeboden aan de studenten van de EUR. Tijdens deze weken maken studenten laagdrempelig kennis met SW en kunnen ze direct nieuwe kennis en kunde opdoen. Al deze inspanningen worden ook erkend door andere universiteiten, die zich tot het SW-team van de EUR wenden voor advies en suggesties.
Ook medewerkers van de EUR worden meegenomen in het proces van studenten welzijn. Zo zijn er in het afgelopen jaar bij elke faculteit Student Wellbeing Officers (SWO) aangesteld. De SWO’s zijn een aanspreekpunt voor medewerkers binnen de faculteit, met als doel de implementatie van SW-initiatieven op facultair niveau te waarborgen. De SWO’s van de verschillende faculteiten komen centraal, onder leiding van het SW-team, bij elkaar om kennis en kunde uit te wisselen en zo optimaal mogelijk het studentenwelzijn binnen en over alle faculteiten te vergroten. Door centraal en gecoördineerd samen te werken wordt versnippering verminderd. Daarnaast krijgen docenten een SW-training aangeboden, waarin ze de juiste informatie krijgen over het bespreken van SW met studenten, het signaleren van problemen en het eventueel doorverwijzen van studenten naar de juiste hulpbronnen.
Een belangrijk onderdeel van het programma was het monitoren en onderzoek gekoppeld aan de SW-initiatieven. Hierdoor konden ook vragen van belanghebbenden, waaronder de medezeggenschap, gemakkelijk beantwoord worden en was het mogelijk bij te sturen waar nodig. Zo wordt er bijvoorbeeld gekeken naar campagnes om middelengebruik onder studenten te verminderen. Doordat het SW-team data verzamelt en gebruikt, kunnen gerichte en zinvolle campagnes worden ontwikkeld om het mentaal welzijn te verbeteren.
Impact at the Core
Er is veel bereikt binnen het Impact at the Core-project. Hoewel aanvankelijk niet alle faculteiten even enthousiast en geïnteresseerd waren, zijn uiteindelijk onderwijsinnovaties geïnitieerd in programma's binnen alle faculteiten van de EUR. Deze innovaties bestrijken een breed scala aan manieren om studenten te laten werken aan actuele uitdagende problemen in de moderne samenleving. Daarnaast heeft het projectteam via workshops en andere bijeenkomsten contact gelegd met leden van de Erasmus-gemeenschap die geïnteresseerd zijn in het creëren van impact. Tijdens deze bijeenkomsten werden deelnemers geïnformeerd over innovaties, maar werd er ook gevraagd naar hun eigen ideeën. Dat stimuleerde betrokkenheid en maakte co-creatie mogelijk. Verder werden belangrijke praktische zaken geregeld om de betrokkenheid van externe stakeholders te vergemakkelijken, zoals de samenwerking met Erasmus Verbindt en de lancering van het Work-Integrated Learning-platform Riipen dat het mogelijk maakt om ‘wicked problems’ van externe stakeholders binnen het curriculum te brengen. Het feit dat de EUR de eerste universiteit op het vasteland van Europa was die Riipen gebruikte, illustreert zowel de visie als de vastberadenheid van het Impact at the Core-team en plaatst onze universiteit in de voorhoede bij de ontwikkeling van dit type onderwijs.
De UR is tevreden over de manier waarop zij bij het project betrokken was. De leden van de HOKA taskforce ontvingen regelmatig updates over het project. Discussies daarover waren open met voldoende ruimte voor de raad om (kritische) vragen te stellen, meningen te uiten en ideeën te suggereren. Terugkijkend willen we de volgende observaties maken.
1. Het project was succesvol in het ondersteunen van faculteiten via zijn learning innovators en projectmedewerkers. Omdat er een groeiende vraag was naar dergelijke ondersteuning, was de capaciteit om ondersteuning te bieden beperkt en niet gemakkelijk te vergroten gegeven de huidige arbeidsmarkt. Dit had uiteraard gevolgen voor het aantal onderwijsinnovaties dat succesvol kon worden geïmplementeerd.
2. Hoewel uiteindelijk alle faculteiten onderwijsinnovaties startten die vallen onder Impact at the Core, waren faculteiten niet allemaal even betrokken. Idealiter zouden alle faculteiten een duidelijke toezegging moeten doen aan het project en bereid moeten zijn om ervaringen en ideeën uit te wisselen. Alleen op deze manier kunnen de projecten op de langere termijn een EUR-brede impact hebben.
3. De workshops en andere bijeenkomsten trokken relatief weinig studenten en hun perspectief is mogelijk onvoldoende gebruikt tijdens de ontwikkeling van innovaties. Meer betrokkenheid van studenten had de effectiviteit van het hele project kunnen vergroten.
4. Er was (en is) potentieel om impactonderwijs nauwer te koppelen aan andere actuele ontwikkelingen bij onze universiteit, zoals de Convergence (samenwerking van EUR, Erasmus MC en TU Delft), wat belangrijk is vanwege efficiëntie en effectiviteit.
5. Een goede toetsing van impactgedreven onderwijs blijft een uitdaging op zich en vereist nog steeds tools en training van docenten.
6. De evaluatie van de effectiviteit van de verschillende innovaties zou (onder andere) gebaseerd moeten zijn op gedegen academisch onderzoek. Om verschillende redenen, zoals het feit dat het lastig was om geschikte onderzoekers aan te trekken, was het project niet erg succesvol in het bereiken van dit doel.
Erasmus X
De UR heeft over de afgelopen jaren regelmatig geëvalueerd hoe Erasmus X functioneert en zich ontwikkelt. Hierbij kwamen zowel sterke als zwakkere punten naar voren. Over het algemeen is de samenwerking met het Erasmus X-team als positief ervaren. De communicatie was meestal duidelijk en constructief, waarbij ruimte was voor kritische vragen en het uitwisselen van ideeën. Wel merkten we in eerdere jaren soms dat begrotingen en relevante documenten laat werden aangeleverd, wat het evaluatieproces bemoeilijkte. Gelukkig was hierin verbetering zichtbaar.
Erasmus X heeft een aantal succesvolle projecten opgeleverd, zoals de 'Ace Your Self-Study'-app die effectief bijdroeg aan het verbeteren van studievaardigheden van eerstejaarsstudenten. Ook projecten zoals de 'Online Virtual Campus' en 'Redefining the Classroom', die studenten verbinden met maatschappelijke uitdagingen, tonen aan dat Erasmus X een waardevolle rol speelt bij onderwijsinnovatie binnen de universiteit. Bovendien ondersteunt Erasmus X zowel studenten als medewerkers bij het gebruik van AI, wat aansluit bij de toekomstgerichte visie van de EUR.
Een belangrijk aandachtspunt blijft echter de monitoring en evaluatie van de impact op de lange termijn van projecten. Er was eerder sprake van onvoldoende toezicht op de implementatiefase, waardoor enkele initiatieven niet duurzaam werden geïntegreerd in het reguliere onderwijs. Daarnaast waren er enkele initiatieven die niet volledig succesvol bleken te zijn, wat deels inherent is aan het innovatieve karakter van Erasmus X.
In de afronding van HoKa wordt Erasmus X opgenomen in de bestuursakkoorden, waarbij het essentieel is om opgedane kennis en ervaring te behouden en voort te bouwen op de bewezen succesvolle initiatieven. De UR benadrukt het belang van deze kennisborging om de waardevolle onderwijsinnovaties duurzaam te behouden binnen de EUR.
Community for Learning & Innovation
De afgelopen zes jaar zijn de HoKa-gelden geïnvesteerd in diverse onderwijsinnovaties binnen de Erasmus Universiteit Rotterdam. Een van de belangrijkste initiatieven die uit deze middelen is gefinancierd, is de Community for Learning & Innovation (CLI). Nu de HoKa-gelden per 2025 aflopen, wordt CLI structureel verankerd binnen de universiteit en zal verdere financiering komen uit onder andere de Bestuursakkoordmiddelen, bedoeld voor onderwijsinnovatie.
Sinds de oprichting in 2017 ontwikkelde CLI zich tot een belangrijke speler in onderwijsinnovatie. Door samenwerking met faculteiten, docenten en studenten stimuleert CLI digitale leeromgevingen, onderwijskundige trainingen en kennisdeling via initiatieven zoals Communities of Practice en EdUnconnect. De focus op professionele ontwikkeling, onderwijscarrières en digitale leermiddelen blijft ook na 2025 een speerpunt.
De UR ervoer de samenwerking met CLI als zeer waardevol. Sinds 2023 voerden de CLI en de HoKa taskforce van de UR elke twee maanden actieve dialogen om de activiteiten van CLI en eventuele vragen, twijfels of opmerkingen te bespreken. Deze initiatieven zijn goed ontvangen door beide partijen en leidden tot de wens om nog nauwer samen te werken. Een voorbeeld hiervan is dat de CLI nu een lid van de HoKa taskforce kan consulteren of betrekken bij het overwegen van nieuwe innovatieprojecten.
Deze nauwere samenwerking benadrukt de transparantie in communicatie en de bereidheid van CLI om input van studenten en medewerkers te verwerken, wat als positief wordt beschouwd. Tegelijkertijd blijft het van belang dat de CLI niet alleen een ondersteunende rol speelt, maar ook actief inspeelt op de concrete onderwijsbehoeften van studenten en docenten. De structurele verankering biedt kansen, maar vereist een duidelijke strategie om de betrokkenheid vanuit de gemeenschap te behouden en te versterken.
Andere medezeggenschapsorganen
De HoKa-gerelateerde procedures voor participatie verschillen per faculteit. Bij een inventarisatie in 2021 viel het op dat kleine faculteiten een meer bottom-up benadering hadden als het ging om het monitoren en co-creatie van plannen. De medezeggenschaporganen bij grotere faculteiten ervoeren een meer bureaucratisch en niet-uitgelijnd proces als het ging om HoKa. Vertegenwoordigers van die organen meldden dat, hoewel sommige plannen zeer goed gestructureerd en georganiseerd waren, er weinig ruimte was voor co-creatie en het geven van feedback aan het faculteitsbestuur over de verschillende projecten. Bovendien worstelden ze met een veelvoorkomend HoKa-probleem: het definiëren van succes binnen het kader van deze investeringen. Vooral voor studenten bleek het vaak moeilijk om te begrijpen hoe HoKa de kwaliteit van het onderwijs verbetert en hoe de impact van HoKa kan worden gemeten. Dit werd versterkt door het feit dat studenten vaak slechts een jaar lang deel uitmaken van programmacommissies en faculteitsraden, waardoor kennis over regels en procedures vaak verloren ging bij hun vertrek.
Naar aanleiding van bovenstaande bevindingen heeft de UR in 2021 enkele aanbevelingen gedaan aan de facultaire medezeggenschapsorganen. De eerste aanbeveling was om een overdrachtsgids te maken voor nieuwe leden van deze organen. De tweede aanbeveling was om een groep op te richten om aan HoKa-projecten te werken. Dit zou faculteitsraden en programmacommissies in staat stellen om te beschikken over mensen die zich specialiseren in HoKa en om een diepgaander overzicht te krijgen van wat er gebeurt met de projecten. Ten derde heeft de UR aanbevolen om via trainingen beter bekend te geraken met de verschillende rechten van participatie met betrekking tot HoKa. Ten slotte werd erop gewezen dat het nuttig kan zijn om verschillende discussies over HoKa te voeren met andere participatieorganen. De UR nam zelf het initiatief door een aantal bijeenkomsten te organiseren voor de facultaire medezeggenschapsorganen.
Hoewel niet alle medezeggenschapsorganen de aanbevelingen opvolgden, gaven sommige vertegenwoordigers in 2025 aan dat ze zich dankzij de gezamenlijke bijeenkomsten beter toegerust voelden om met de HoKa-gerelateerde uitdagingen om te gaan. Een aantal decentrale medezeggenschapsorganen geeft aan bewust bepaalde keuzes te hebben gemaakt binnen de HoKa-gelden; bijvoorbeeld minder of geen co-creatie op dat niveau. Ze zijn zich vaak kritischer en pro-actiever gaan opstellen met betrekking tot HoKa. Mede daardoor zijn in sommige faculteiten vanuit het bestuur initiatieven genomen om de participatieorganen beter te betrekken bij de planontwikkeling.
Conclusie en globale reflectie
Afsluitend wil de raad een aantal aandachtspunten benoemen die ook bij een voortzetting van de programma’s onder de nieuwe bestuursakkoordgelden relevant zijn. Ten eerste valt het op dat het een uitdaging blijft om input van studenten te verkrijgen bij de invulling en uitvoering van de verschillende programma’s. Dit geldt zowel op centraal niveau als decentraal. Ten tweede is het soms moeilijk vat te krijgen op meetbare effecten van de onderwijsvernieuwingen en hun toepassingsmogelijkheden in de onderwijspraktijk. Ten derde had de raad graag meer inzicht gekregen in de inzet en effectiviteit van Learning Innovators op de verschillende faculteiten.
Ondanks dat kijkt de raad terug op een vruchtbare periode van samenwerking tussen de UR en de verschillende overkoepelende HoKa-projecten, die in de loop van de periode 2019-2024 een steeds duidelijkere en vastere vorm kregen. Daarbij werd de continuïteit onder de student- en stafleden in de raad zoveel mogelijk gewaarborgd door goede overdrachten van jaar tot jaar en niet in de laatste plaats door de waardevolle begeleiding van één vast aanspreekpunt en bemiddelaar tussen de raad en de verschillende centrale HoKa-projecten en het CLI.