Spring naar inhoud

Hoofdstuk 7
Financiën

Inleiding

In dit hoofdstuk verantwoorden wij ons over de belangrijkste financiële ontwikkelingen en prestaties en uitdagingen die de universiteit afgelopen jaar hebben beïnvloed. We reflecteren op de, veelal strategische, keuzes die zijn gemaakt, evenals de duurzame impact daarvan op de universiteit, studenten, medewerkers en de maatschappij. Ook kijken we vooruit en geven we inzicht in de verwachte ontwikkelingen voor de aankomende vijf jaren.

Het afgelopen jaar wordt gekarakteriseerd door ingrijpende veranderingen in het hoger onderwijs, zowel nationaal als internationaal. Het dynamische politieke klimaat en de economische omstandigheden dagen ons uit ons in te zetten voor het versterken van onderwijsaanbod, het verhogen van de onderzoeksprestaties en het regionaal en wereldwijd verder uitbreiden van onze maatschappelijke rol als kennisinstelling. Specifieke aandacht ging uit naar innovatie op het gebied van huisvesting en digitalisering (zoals AI), internationalisering en het bevorderen van het welzijn van studenten en medewerkers. Deze initiatieven dragen bij aan de stabiliteit en het toekomstbestendig houden van onze instelling.

De omgeving verandert op het gebied van energietransitie, inflatie, duurzamere economie en digitalisering en dat heeft ook gevolgen voor de financiële positie van de universiteit. Daarbovenop komen de aangekondigde bezuinigingen in het hoger onderwijs van het kabinet Schoof, waaronder het verdwijnen van de starters- en stimuleringsbeurzen en de uitvoering van de Wet internationalisering in Balans. Deze maatregelen leiden tot een toenemende financiële druk, die al hoog is door de loon- en prijsstijgingen en de spanningen op de arbeidsmarkt. Bovendien heeft het verdwijnen van de beurzen naar verwachting ook invloed op de werkdruk en het welzijn van onze medewerkers. Frequente informatie over hoe we er voorstaan op financieel gebied wordt door deze uitdagingen nog belangrijker.  

Ondanks deze (financiële) uitdagingen blijven we ons inzetten voor een inclusieve leer- en werkomgeving met maatschappelijk impact. We blijven deze koers volgen en doen dat samen met onze studenten, medewerkers en partners. Deze koers komt ook tot uiting in de nieuwe strategische periode 2025-2030 die voor de universiteit aanbreekt.

In dit hoofdstuk wordt de geconsolideerde financiële positie van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) vergeleken met zowel de begroting van 2024 als het voorgaande jaar. Vervolgens worden de gevolgen van deze financiële positie op de ratio’s in kaart gebracht. Daarna komen de continuïteitsparagraaf en de notitie helderheid aan bod. Tot slot volgt een toelichting op de inzet van de bestuursakkoordmiddelen.

Conform de verslaggevingsregels worden naast de baten en lasten van de EUR ook de baten en lasten van de verbonden partijen en de O&O-activiteiten van het Erasmus MC geconsolideerd. Dat betekent:

  • Geconsolideerde exploitatie betreft baten en lasten van de EUR, verbonden partijen en de O&O activiteiten van het Erasmus MC
  • Geconsolideerd resultaat financiële positie betreft EUR, verbonden partijen en de O&O activiteiten van het Erasmus MC 
  •  Geconsolideerd nettoresultaat financiële positie betreft EUR en verbonden partijen exclusief de O&O activiteiten van het Erasmus MC

Financiële positie

tabel 21
In M€ Actuals 2024 Begroting 2024 Actuals 2023   Afwijking t.o.v begroting Afwijking t.o.v. 2023
Rijksbijdrage 455,5  457,2 429,8    -1,7 25,7
Collegegelden 87,5  88,9 80,9    -1,4 6,6
Baten werk i.o.v. derden 244,7  247,2 236,0    -2,5 8,7
Overige baten 118,1  122,7 115,8    -4,6 2,3
Totaal baten 905,8 916,0 862,5   -10,2 43,3
             
Personeelslasten eigen personeel 617,2  628,8 572,0    -11,6 45,2
Personeel niet in loondienst 34,8  31,1 37,9    3,7 -3,1
Afschrijvingen 42,2  42,8 54,1    -0,6 -11,9
Huisvestingslasten 43,8  46,5 41,7    -2,7 2,1
Overige lasten 195,7  187,4 187,2    8,3 8,5
Totaal lasten 933,7  936,6  892,9    -2,9 40,8
             
Saldo baten en lasten -27,9  -20,6  -30,4    -7,3 2,5
             
Financiële baten en lasten 10,8  2,7 7,5    8,1 3,3
Belastingen 0,0  0,0 0,2    0,0 -0,2
             
Resultaat -17,1  -17,9 -22,7    0,8 5,6
             
Aandeel derden in resultaat -13,5  7,0 -3,0    -20,5 -10,5
             
Nettoresultaat -3,6  -24,9 -19,7    21,3 16,1

Analyse resultaat 2024 (geconsolideerd)

In de analyse op het resultaat geven we eerst een reflectie op de eenmalige baten en lasten die het resultaat beïnvloeden en daarna analyseren we de afwijkingen op de begroting, gevolgd door de afwijkingen ten opzichte van 2023.

Het nettoresultaat bedraagt € -3,6 miljoen na aftrek van het ‘resultaat aandeel derden’ van € -13,5 miljoen. Het negatieve ‘resultaat’ van € 17,1 miljoen is inclusief FGG/Erasmus MC en wordt sterk beïnvloed door de eenmalige baten en lasten (zie tabel ‘Eenmalige baten en lasten die het resultaat 2024 beïnvloeden, inclusief FGG/Erasmus MC’). Naast de eenmalige posten, wordt het negatieve resultaat van FGG/EMC veroorzaakt door taakstellingen die in de begroting zijn opgenomen, maar onvoldoende zijn gerealiseerd.

Eenmalige baten en lasten die het resultaat 2024 beïnvloeden, inclusief FGG/Erasmus MC

tabel 22
Bedragen x € 1 miljoen 2024 2023 Afwijking 2024 t.o.v. 2023
Resultaat -17,1 -22,7 5,6
       
1. Dotatie reorganisatievoorziening 5,1    
2. Dotatie overige voorzieningen 8,7    
3. Waardevermindering activa in ontwikkeling 1,1    
4. Bijdrage MRI scanner EMC 1,5    
       
       
       
       
Totaal eenmalige resultaateffecten 16,4 21,5  
       
Resultaat na eenmalige resultaateffecten -0,7 -1,2 0,5

Het resultaat na eenmalige posten (inclusief FGG/Erasmus MC) is fors beter dan begroot. In het resultaat zijn eenmalige posten verwerkt die impact hebben op het resultaat na eenmalige posten en waar geen rekening mee is gehouden in de begroting.

  1. Toevoegingen aan de reorganisatievoorziening bij zowel FGG/Erasmus MC als EUR Woudestein;
  2. De vorming van de (additionele) voorzieningen voor onder andere asbest en geschillen;
  3. Een eenmalige afboeking van onderhanden werk voor Tinbergen Building;
  4. De bijdrage door EUR aan een MRI-scanner voor EMC segment Zorg ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek. 

Vergelijking met de begroting 2024

Het (fors) positievere (genormaliseerd) resultaat ten opzichte van de begroting is enerzijds het gevolg van gerealiseerde besparingen en anderzijds van een zekere mate van conservatief begroten door de organisatieonderdelen.

In 2024 zijn diverse maatregelen in gang gezet om de begroting binnen de gestelde grenzen te houden en om onze financiële veerkracht richting de toekomst te versterken. Zo startten we met meerdere rationalisatieprogramma’s, waaronder de herinrichting van het dienstverleningsmodel en het efficiënter benutten van ondersteunende capaciteit. Ook wordt actief gestuurd op het beperken van externe inhuur en het terugdringen van openstaand verlof. Daarnaast zetten we in op het verbeteren van de stuurinformatie, zodat sneller en beter kan worden bijgestuurd. Een concreet voorbeeld hiervan is de ontwikkeling van dashboards voor het volgen van de personeelskosten en het in kaart brengen van knelpunten bij projectfinanciering. Deze lijn zetten we in 2025 door.

Bij de faculteiten zijn de gerealiseerde resultaten over 2024 divers. Uit een interne analyse blijkt dat er sprake was van een voorzichtige begrotingsaanpak van in ieder geval € 10 miljoen in de faculteitsbegrotingen, dat hebben faculteiten eerder al zelf vastgesteld tijdens het afgeven van hun prognoses. De faculteiten met zwakke financiële resultaten werken aan herstelplannen om op de lange termijn financieel gezond te worden.

De resultaten van de meeste ondersteunende diensten zijn (beperkt) negatief. Dankzij een (fors) positief resultaat binnen de afdeling Real Estate & Facilities (RE&F) valt het totale resultaat van de ondersteuning echter positief uit. Het positieve resultaat bij RE&F is enerzijds het gevolg van vertraging in de uitvoering van het investeringsprogramma en anderzijds van conservatisme in de begroting. Het begrotingsproces wordt verder aangescherpt in kader van continue verbeteringen.

Ook bij de verbonden partijen is het resultaat beter dan begroot, met name bij de EUR Holding B.V. en RSM B.V.

Baten ten opzichte van de begroting
  • De Rijksbijdrage is lager dan begroot door de lagere besteding van de bestuursakkoordmiddelen (-/- € 7,2 miljoen). Dit komt doordat de besteding later plaatsvindt door de latere toekenning van beurzen en een langere doorlooptijd van ontwerp en implementatie door vacatures. Dit wordt deels gecompenseerd door een hogere compensatie voor loon- en prijsontwikkeling (+/+ € 5,7 miljoen), waardoor de ontvangsten nagenoeg gelijk zijn aan de begroting. Wij verwachten voor de komende jaren dat de beurzen conform begroting worden benut.
  • De daling van het aantal (bekostigde) studenten in de collegejaren 2023/2024 en 2024/2025, heeft een negatieve impact op de ontwikkeling van de collegegeldbaten.
  • De lagere ‘Baten werk in opdracht van derden’ wordt veroorzaakt door lagere opbrengsten uit de derde geldstroom onderwijs. Dit is onder andere het gevolg van het beëindigen van een beurzenprogramma (€ 0,4 miljoen). Daarnaast vallen de inkomsten uit contractonderwijs tegen. Deze baten zijn elk jaar onzeker vanwege het gunningstraject.
  • De lagere ‘Overige baten’ worden met name veroorzaakt door tegenvallende opbrengsten uit externe dienstverlening aan verbonden partijen, in het bijzonder EUR Holding en haar werkmaatschappijen (-/- € 5,4 miljoen).
  • Door de stijging van de rente namen de rentebaten als onderdeel van de ‘Financiële baten en lasten’ toe. Ook was rekening gehouden met het eerder starten van de uitgaven met betrekking tot Tinbergen Building. Hierdoor waren de liquide middelen hoger dan begroot.
Lasten ten opzichte van de begroting
  • De post ‘Personeelslasten eigen personeel’ zijn lager dan begroot doordat vacatures later of niet werden ingevuld door de krapte op de arbeidsmarkt, projecten werden uitgesteld (HoKa) en de bestuursakkoordmiddelen nog beperkt werden ingezet. Wel is er meer ingehuurd voor (tijdelijke) vervanging om lopende projecten en programma’s te kunnen blijven uitvoeren. Hierdoor stijgt de post ‘Personeel niet in loondienst’. Ook is een aantal personele voorzieningen getroffen en zijn er meer transitievergoedingen.
  • De lagere ‘Afschrijvingslasten’ worden veroorzaakt doordat we langer gebruik moeten maken van het oude sportgebouw als tentamenhallen (-/- € 0,8 miljoen); hierdoor schrijven we deze minder snel af dan begroot. Eerdere afronding van een aantal CIO-projecten leidt tot hogere afschrijvingen (+/+ € 0,2 miljoen) en na opschoning van de activa in aanbouw is een deel van deze activa met terugwerkende kracht afgeschreven (+/+ € 0,1 miljoen).
  • Lagere kosten voor stadsverwarming (-/- € 1,6 miljoen) door een minder strenge winter dan verwacht en lagere schoon- en onderhoudscontracten (-/- € 1,6 miljoen) zorgen voor lagere ‘Huisvestingslasten’.
  • In de ‘Overige lasten’ was een taakstelling van € 10,9 miljoen opgenomen voor FGG/Erasmus. Deze taakstelling is niet volledig gerealiseerd, waardoor de overige lasten hoger zijn dan begroot. Het ‘Resultaat aandeel derden’ betreft het aandeel van de onderwijs -en onderzoeksactiviteiten van het Erasmus MC (O&O). Dit resultaat is fors negatiever dan aanvankelijk begroot. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de begroting, zoals gepresenteerd in de jaarrekening 2024, voor FGG/EMC aanzienlijk is bijgesteld. Hierdoor kwam het definitief door de FGG vastgestelde begrotingsresultaat voor 2024 uit op nihil, in plaats van € 7 miljoen positief, zoals in de EUR-begroting is opgenomen. Het resultaat 2024 van Erasmus MC O&O wordt (ten opzichte van het bijgestelde begrotingsresultaat van € nihil) in belangrijke mate beïnvloed door eenmalige baten en lasten, zoals opgenomen in de hierboven opgenomen tabel met toegepaste normalisaties voor het jaar 2024 en die niet zijn begroot.
  • Het ‘Resultaat aandeel derden’ betreft het aandeel van de onderwijs -en onderzoeksactiviteiten van het Erasmus MC (O&O). Dit resultaat is fors negatiever dan aanvankelijk begroot. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de begroting, zoals gepresenteerd in de jaarrekening 2024, voor FGG/EMC aanzienlijk is bijgesteld. Hierdoor kwam het definitief door de FGG vastgestelde begrotingsresultaat voor 2024 uit op nihil, in plaats van € 7 miljoen positief, zoals in de EUR-begroting is opgenomen. Het resultaat 2024 van Erasmus MC O&O wordt (ten opzichte van het bijgestelde begrotingsresultaat van € nihil) in belangrijke mate beïnvloed door eenmalige baten en lasten, zoals opgenomen in de hierboven opgenomen tabel met toegepaste normalisaties voor het jaar 2024 en die niet zijn begroot.

Vergelijking met de realisatie 2023

Baten ten opzichte van de realisatie 2023
  • De hogere ‘Rijksbijdrage’ wordt deels veroorzaakt door compensatie voor de loon- prijsontwikkeling, 5,1% vanuit OCW. Daarnaast zijn er landelijk meer middelen beschikbaar gesteld voor de kwaliteitsbekostiging (+/+ € 3,4 miljoen) van universiteiten.
  • De stijging van het collegegeldtarief droeg bij aan een toename van de ‘Collegegeldbaten’. In het studiejaar 2024/2025 stegen de wettelijk vastgestelde collegegelden met 9,3% ten opzichte van 2023/2024. De instellingscollegegelden namen gemiddeld met 5% toe. Daarnaast is in beperkte mate sprake van groei van het studentenaantal met circa 150.
  • Hogere ‘Baten werk in opdracht van derden’ volgen uit hogere baten uit de tweede en derde geldstroom voor onderzoek door de toekenning van diverse projecten, beurzen en middelen vanuit UNIC, het verband van Europese universiteiten van postindustriële steden. Bij enkele projecten heeft de EUR ook een coördinerende rol, wat voor hogere opbrengsten zorgt.
  • De hogere ‘Overige baten’ kennen diverse oorzaken. Zo vielen de pro rata btw-opbrengsten hoger uit dan begroot en zijn de parkeertarieven – mede als gevolg van inflatie – verhoogd, wat heeft geleid tot hogere parkeeropbrengsten.
  • De stijging van de ‘Personeelslasten voor eigen personeel’ wordt veroorzaakt door een stijging van de loonkosten door de CAO voor universiteiten per 1 juli 2024 en een stijging van het gemiddeld aantal fte. In 2024 is bewust gestuurd op het verlagen van de lasten voor ‘Personeel niet in loondienst’ en dat had succes.
  • De lagere afschrijvingslasten in 2024 zijn grotendeels het gevolg van een eenmalige waardevermindering van vastgoedproject Eread van FGG/EMC in 2023 (€ 14,2 miljoen), waardoor de afschrijvingsbasis in 2024 is verlaagd. In 2024 deden zich slechts beperkte eenmalige waardeverminderingen voor, zoals de afwaardering van het oude onderhanden werk van Tinbergen Building (€ 1,1 miljoen).
  • De ‘Huisvestingslasten’ voor energiekosten zijn hoger, omdat de contracten voor stroom en gas bij FGG/ Erasmus MC zijn vernieuwd en op niveau gebracht van de huidige markttarieven. Het verbruik veranderde niet.
  • ‘Overige lasten’ zijn hoger door een dotatie aan de voorziening dubieuze debiteuren en een toename van de beheer- en bestuurskosten.
Lasten ten opzichte van de realisatie 2023
  • De stijging van de ‘Personeelslasten voor eigen personeel’ wordt veroorzaakt door een stijging van de loonkosten door de CAO voor universiteiten per 1 juli 2024 en een stijging van het gemiddeld aantal fte. In 2024 is bewust gestuurd op het verlagen van de lasten voor ‘Personeel niet in loondienst’ en dat had succes.
  • De lagere afschrijvingslasten in 2024 zijn grotendeels het gevolg van een eenmalige waardevermindering van vastgoedproject Eread van FGG/EMC in 2023 (€ 14,2 miljoen), waardoor de afschrijvingsbasis in 2024 is verlaagd. In 2024 deden zich slechts beperkte eenmalige waardeverminderingen voor, zoals de afwaardering van het oude onderhanden werk van Tinbergen Building (€ 1,1 miljoen).
  • De ‘Huisvestingslasten’ voor energiekosten zijn hoger, omdat de contracten voor stroom en gas bij FGG/ Erasmus MC zijn vernieuwd en op niveau gebracht van de huidige markttarieven. Het verbruik veranderde niet.
  • ‘Overige lasten’ zijn hoger door een dotatie aan de voorziening dubieuze debiteuren en een toename van de beheer- en bestuurskosten.

Balans en ontwikkeling in kasstromen

tabel 23
  2024 Begroting 2025 Planning 2026 Planning 2027 Planning 2028 Planning 2029
Activa            
Vaste activa            
Immateriële vaste activa 1,8 13,8 12,6 11,4 10,3 9,3
Materiele vaste activa 289,6 284,6 320,5 339,0 323,4 282,8
Financiële vaste activa 6,3 1,5 1,5 1,5 1,5 1,5
Totaal vaste activa 297,7 300,0 334,6 351,9 335,2 293,6
             
Vlottende activa            
Voorraden 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Vorderingen uit collegegelden 0,6 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Overige vorderingen 63,1 39,1 39,4 39,8 41,7 40,4
Liquide middelen 164,2 160,2 122,5 119,4 131,8 171,8
Totaal vlottende activa 227,9 199,4 161,9 159,2 173,5 212,2
             
Totaal activa 525,6 499,3 496,5 511,1 508,7 505,8
             
Passiva            
Eigen vermogen 207,5 206,8 206,8 206,8 209,8 209,8
             
Voorzieningen 34,5 28,6 26,0 26,0 26,0 26,0
             
Langlopende schulden 7,0 6,7 24,1 60,5 56,8 53,0
             
Kortlopende schulden 276,6 257,3 239,7 217,8 216,2 217,1
             
Totaal passiva 525,6 499,4 496,5 511,1 508,8 505,9
Activa ten opzichte van begroting 2024
  • De daling van de ‘Materiële vaste activa’ wordt met name veroorzaakt door desinvesteringen in datacenters, omdat deze niet meer in gebruik zijn.
  • De toename van de ‘Financiële Vaste Activa’ komt door het afsluiten van een deposito ter waarde van € 4 miljoen bij EUR Holding BV en een door Stichting Sport verstrekte lening van € 560.000 voor de renovatie van het Skadi-roeigebouw in Rotterdam.
  • De ‘Overige vorderingen’ stijgen door een verschuiving naar de deposito’s vanuit de liquide middelen met € 14 miljoen.
  • De ‘Liquide middelen’ stijgen door de ontvangen bestuursakkoordmiddelen die in 2024 niet volledig zijn besteed. Daarnaast is sprake van vertraging in uitvoering van een aantal huisvestingsprojecten.
  • Het ‘Eigen vermogen’ is gedaald door het toevoegen van het negatieve resultaat 2024. In de begroting 2024 was uitgegaan van een negatiever resultaat.
  • De stijging van de ‘Voorzieningen’ wordt veroorzaakt door een toename van voorzieningen voor personeel (onder meer voor reorganisaties), asbest en voor claims en rechtszaken.
  • De ‘Materiele vaste activa’ is stabiel ten opzichte van het voorgaande jaar. Enerzijds waren er verdere investeringen in CiO (onder andere de start van de renovatie van Tinbergen Building) in 2024, anderzijds waren er afschrijvingen op bestaande activa.
  • De toename van de ‘Liquide middelen’ wordt voor € 24,7 miljoen verklaard door de ontvangsten van de bestuursakkoordmiddelen. Die zijn in 2024 niet volledig besteed. Aanvullend is er een toename van de vooruit gefactureerde en ontvangen termijnen projecten opbrengsten van € 12,2 miljoen.
  • Het negatieve resultaat 2024 wordt ten laste gebracht van het ‘Eigen vermogen’. Dit verklaart de daling in 2024.
  • De toename van ‘Kortlopende schulden’ van € 24,7 miljoen is te verklaren doordat de starters- en stimuleringsbeurzen later starten door openstaande vacatures.   
Passiva ten opzichte van begroting 2024
  • Het ‘Eigen vermogen’ is gedaald door het toevoegen van het negatieve resultaat 2024. In de begroting 2024 was uitgegaan van een negatiever resultaat.
  • De stijging van de ‘Voorzieningen’ wordt veroorzaakt door een toename van voorzieningen voor personeel (onder meer voor reorganisaties), asbest en voor claims en rechtszaken.
  • De kortlopende schulden namen verder toe door het vertraagd uitgeven van de bestuursakkoordmiddelen voor sectorplannen, starters- en stimuleringsbeurzen. De vertraging is het gevolg van het later starten van trajecten en openstaande vacatures. De resterende middelen worden na 2024 uitgegeven conform de meerjarenbegroting.
Activa ten opzichte van de realisatie 2023
  • De ‘Materiele vaste activa’ is stabiel ten opzichte van het voorgaande jaar. Enerzijds waren er verdere investeringen in CiO (onder andere de start van de renovatie van Tinbergen Building) in 2024, anderzijds waren er afschrijvingen op bestaande activa.
  • De toename van de ‘Liquide middelen’ wordt voor € 24,7 miljoen verklaard door de ontvangsten van de bestuursakkoordmiddelen. Die zijn in 2024 niet volledig besteed. Aanvullend is er een toename van de vooruit gefactureerde en ontvangen termijnen projecten opbrengsten van € 12,2 miljoen. 
Passiva ten opzichte van de realisatie 2023
  • Het negatieve resultaat 2024 wordt ten laste gebracht van het ‘Eigen vermogen’. Dit verklaart de daling in 2024.
  • De toename van ‘Kortlopende schulden’ van € 24,7 miljoen is te verklaren doordat de starters- en stimuleringsbeurzen later starten door openstaande vacatures.  

Ontwikkeling Ratio's

tabel 24
Ratio's financieel toezicht Inspectie van het Onderwijs        
Ratio's Definitie Signalingswaarde lvhO Actuals 2024 Actuals 2023
Liquiditeit (Vorderingen + liquide middelen) / kortlopende schulden < 0,5 0,82 0,79
Solvabiliteit II (Eigen vermogen + voorzieningen) / totale vermogen x 100% < 0,30 0,46 0,49
Absolute omvang liquide middelen Balanspositie ultimo balansdatum
< € 2 miljoen  164,2   148,6 
Signaleringswaarde voor toezicht op publiek eigen vermogen        
Ratio's Definitie Signalingswaarde lvhO Actuals 2024 Actuals 2023
Bovenmatig Eigen Vermogen De signaleringswaarde bovenmatig publiek eigen vermogen is:
(0,5*aanschafwaarde gebouwen*1,27)+(boekwaarde overige materiële vaste activa) +(omvangafhankelijke rekenfactor*totale baten)
Feitelijk publiek vermogen > normatief eigen vermogen Feitelijk publiek vermogen: M€ 170.
Normatief eigen vermogen: M€ 382,5
Feitelijk publiek vermogen: M€ 166,9.
Normatief eigen vermogen: M€ 340
Overige ratio's Inspectie van het Onderwijs        
Ratio's Definitie Signalingswaarde lvhO Actuals 2024 Actuals 2023
Rentabiliteit (1-jarig) Resultaat jaar t / totale baten t x 100% < -10% -0,4% -2,3%
Rentabiliteit (2-jarig) (retrospectief) ∑ (Resultaat jaar t-1; resultaat jaar t) / ∑ (totale baten jaar t-1; totale baten jaar t) x 100% < -5% -1,3% -2,1%
Rentabiliteit (2-jarig) (prospectief) ∑ (Resultaat jaar t; resultaat jaar t+1) / ∑ (totale baten jaar t; totale baten jaar t+1) x 100% < -5% -0,4% -2,5%
Rentabiliteit (3-jarig) (retrospectief) ∑ (Resultaat jaar t-2; resultaat jaar t-1); resultaat jaar t) / ∑ (totale baten jaar t-2; totale baten jaar t-1; totale baten jaar t) x 100% < 0% -0,4% -0,4%
Rentabiliteit (3-jarig) (prospectief) ∑ (Resultaat jaar t; resultaat jaar t+1; resultaat t+2) / ∑ (totale baten jaar t; totale baten t+1; totale baten jaar t+2) x 100% < 0% -0,4% -2,7%
Weerstandsvermogen Eigen vermogen / totale baten x 100% < 5% 22,9% 24,5%
Ontwikkeling solvabiliteit

De solvabiliteit daalde als gevolg van een forse toename van de kortlopende schulden, voornamelijk door een stijging van nog niet uitgegeven bestuursakkoordmiddelen.  

Ontwikkeling liquiditeit

Zowel de onderwijsinspectie als de interne richtlijnen hanteren een signaleringswaarde van 0,5 voor de liquiditeitsratio. Op basis van de geconsolideerde cijfers 2024 komt de liquiditeitsratio voor 2024 boven de signaleringswaarde van 0,5 uit. De universiteit beschikt over voldoende liquide middelen om haar korte termijn verplichtingen na te komen. De liquiditeitsratio is onderhevig aan veranderende (markt)omstandigheden en kan variëren. Hierdoor fungeert de signaleringswaarde als indicator in plaats van als vast gegeven. Gedurende het jaar wordt de liquiditeit gemonitord in de planning en control cyclus door middel van de liquiditeitsprognose.

Door de verwachte vastgoedinvesteringen van het CiO III en IV programma in de komende jaren (en in het bijzonder de verbouwing van Tinbergen Building) zal de liquiditeitspositie onder druk komen te staan. Naar verwachting ontstaat er op zijn vroegst eind 2025 een financieringsbehoefte. Dat gebeurt als de CiO-investeringen op basis van de recente investeringsraming qua omvang en timing worden gerealiseerd. Zie ook de toelichting opgenomen in de paragraaf ‘Investeringen’.

Signaleringswaarde mogelijk bovenmatig publiek eigen vermogen

Het feitelijk eigen vermogen (publiek deel van het eigen vermogen) van de EUR bedraagt ultimo boekjaar 2024 € 170 miljoen. Het normatief eigen vermogen bedraagt voor de EUR ultimo boekjaar 2024 € 382 miljoen. 

Het publiek eigen vermogen komt daarmee niet boven de signaleringswaarde voor mogelijk bovenmatig publiek eigen vermogen van onderwijsinstellingen. 

De cijfers zoals opgenomen in de geconsolideerde balans en de geconsolideerde staat van baten en lasten vormen de grondslag voor het berekenen van het feitelijk eigen vermogen en het normatief eigen vermogen.

Continuïteitsparagraaf

Deze paragraaf biedt inzicht in het beleid van de EUR, de verwachte gevolgen hiervan voor onze financiële positie en de hiermee samenhangende risico’s voor de jaren 2025 en verder. Een en ander is in overeenstemming met de voorschriften van het ministerie van OCW in de Regeling Jaarverslaggeving Onderwijs. De rapportage van het toezichthoudend orgaan is opgenomen in hoofdstuk 1 van dit jaarverslag.

De meerjarenbegroting als onderdeel van het meerjarenplan, vastgesteld door het College van Bestuur op 19 november 2024 en goedgekeurd door de Raad van Toezicht op 16 december 2024, vormt een belangrijke basis voor de continuïteitsparagraaf. Deze meerjarenbegroting betreft een periode van vijf jaar. Er zijn diverse onzekerheden die een impact kunnen hebben op de financiën van onze universiteit. Zo zijn er aangekondigde en nog niet nader uitgewerkte bezuinigingen en nieuwe ontwikkelingen met een naar verwachting fors negatief effect op de financiële resultaten. Een voorbeeld hiervan is de voorgestelde extra regulering van de internationale instroom, die bij invoering naar verwachting zal leiden tot een forse daling van het aantal buitenlandse studenten.

We starten met een toelichting op belangrijke ontwikkelingen, gevolgd door een toelichting op elementen uit de meerjarenbegroting.

Belangrijke externe ontwikkelingen

Politieke en economisch klimaat

Het kabinet Schoof voert bezuinigingen door voor de universiteit voor zowel onderzoek (bijvoorbeeld door beëindiging van de starters- en stimuleringsbeurzen) als onderwijs (bijvoorbeeld de Wet Internationalisering in Balans (WIB). De universiteit stond al onder druk door stijging van lonen en materiële lasten die niet volledig door OCW gecompenseerd worden, de noodzaak om te investeren in vastgoed en een dalende referentieraming (macrokader). De EUR nam daarom al in 2024 maatregelen. De nieuwe bezuinigingen van OCW raken de universiteit echter fors en we moeten rigoureuzere maatregelen treffen om de toekomstbestendigheid van de EUR te borgen op de langere termijn. Het abrupt beëindigen van de starters- en stimuleringsbeurzen per 1 januari 2025 heeft nadelig effect op onze financiële situatie, maar ook op de mate waarin we ruimte kunnen bieden aan talentontwikkeling, op de werkdruk en op onze capaciteit om bij te dragen aan maatschappelijk relevante of economische vraagstukken. De financiële impact konden we deels opvangen door waar mogelijk toezeggingen in te trekken, namelijk wanneer er geen (langlopende) verplichtingen bestonden. Momenteel vindt nadere concretisering van de WIB plaats. De negatieve financiële effecten kunnen aanzienlijk oplopen en hebben zelfs een wezenlijk, materieel effect op onze organisatie. Op basis van scenarioanalyses stelden we vast dat het effect van de WIB in het meest gunstige geval een impact van circa € 15 miljoen heeft, maar in het worst-case scenario kan oplopen tot € 75 miljoen. Niet alleen de financiën van de EUR worden aangetast, ook het internationale karakter en daarmee het fundament van de universiteit wordt aangetast.

De gevolgen van de WIB zijn vanwege de grote onzekerheid waarmee deze omgeven zijn, nog niet verwerkt in de meerjarenbegroting. De onzekerheid over hoe en wanneer bepaalde effecten tot uiting komen vraagt om een grote mate van flexibiliteit. Het is essentieel onze wendbaarheid te vergroten en de afhankelijk te verminderen van een overheid die niet even consistent is in haar beleid en in het nakomen van gemaakte afspraken. De EUR blijft investeren in de kwaliteit van haar onderwijs en we geloven in de positieve economische en maatschappelijke effecten van haar werk op de samenleving op de lange termijn.

Om de negatieve financiële resultaten te dempen namen de organisatieonderdelen maatregelen. Zo zijn er herstelplannen opgesteld door enkele faculteiten en hebben de diensten en staf een taakstelling opgenomen waardoor gezamenlijk bijna € 15 miljoen wordt bespaard. Ook de vastgoedplannen zijn, waar mogelijk, versoberd en dat gebeurde zonder afbreuk te doen aan wettelijke vereisten en strategische ambities op het gebied van duurzaamheid. Het begrootte negatieve resultaat voor 2025 is gezien onze sterke vermogenspositie acceptabel. Om de toekomstbestendigheid van de EUR op de langere termijn te borgen en de financiële gevolgen van de overheidsbezuinigingen op te vangen zijn aanvullende en ingrijpendere maatregelen nodig. Deze maatregelen worden in 2025 verder uitgewerkt. Ter illustratie: het gaat hierbij om onder andere de introductie van een inhuurdesk/sluis voor de inhuur van medewerkers, het harmoniseren en consolideren van onze bedrijfsvoering (waar mogelijk samen met andere instellingen), de herziening van het minorenonderwijs en het vergroten van de tweede, derde en vierde geldstroom.

Strategische samenwerkingsverbanden

De missie van de EUR is het creëren van positieve maatschappelijke impact. In een wereld waarin klimaatverandering, sociale ongelijkheid, technologische ontwikkelingen en economische transities een steeds grotere rol spelen, positioneert de EUR zich als een kennisinstelling die samenwerkt met overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties om duurzame oplossingen te ontwikkelen. Dit vraagt om een flexibele, innovatieve en ondernemende aanpak, waarbij samenwerking centraal staat.

De EUR blijft zich ontwikkelen als een universiteit die verbindt, onderneemt en vernieuwt. Onze Erasmiaanse waarden – maatschappelijk betrokken, wereldburger, verbindend, ondernemend en ruimdenkend – vormen de kern van haar strategie. Met een sterke regionale verankering en een internationale blik blijven we bouwen aan een toekomst waarin we met ons onderwijs, onderzoek en engagement bijdragen aan een rechtvaardigere, duurzamere en innovatieve samenleving. 

Samenwerkingsverbanden

tabel 25
Samenwerkingsverbanden Budget*
Strategie 5,8
Convergentie 7,7
LDE (incl minoren trainee) 2,4
Medical Delta 0,4
Cultuur & Campus 0,1
UNIC 0,3
Codarts/RASL 0,3
Kenniswerkplaatsen (incl GOVlab) 0,2
Totaal 17,2

Verwachte ontwikkeling aantal studenten

tabel 26
Collegejaar Realisatie 24/25 B 24/25 B 25/26 B 26/27 B 27/28 B 28/29
Aantal studenten EUR* 31.473 31.354 31.422 31.316 31.327 31.430
waarvan EER 28.914 28.748 28.771 28.627 28.594 28.647
waarvan N-EER 2.559 2.606 2.651 2.689 2.733 2.783

Voor de komende jaren verwachten we een stabilisatie van het aantal studenten, met een gewijzigde verhouding tussen bachelor- en masterstudenten: eerst een toename van masterstudenten tot 2027, gevolgd door een daling, terwijl het aantal bachelor-studenten een tegenovergestelde beweging maakt. Ook verschuift de verhouding tussen studenten uit de Europese Economische Ruimte (EER) en studenten van daarbuiten, met een verdere afname van EER-studenten en een stijging van niet-EER-studenten. De impact van de WIB is hierin nog niet verwerkt, maar zal naar verwachting leiden tot een daling van het aantal internationale studenten, waardoor de gepresenteerde aantallen lager uitvallen.

De afname van EER-studenten leidde al tot een verlaging van de student gebonden bekostiging (impact referentieraming). Daarnaast zal de WIB de rijksbijdrage en collegegeldbaten verder doen dalen. Scenarioanalyses tonen aan dat de financiële impact bij de EUR kan oplopen tot € 75 miljoen per jaar. In deze scenarioanalyse gaan we ervan uit dat we alle internationale studenten verliezen. Dit is nog niet verwerkt in de begroting.

Stijging personele lasten en krapte op de arbeidsmarkt

De cao-onderhandelingen in 2024 leidden tot een stijging van de loonkosten met 3,7% vanaf september 2024. Per 1 januari 2025 stegen de lonen met nog eens 1%. Het is nog onzeker of deze loonstijging (volledig) wordt gecompenseerd door OCW.

De cao verplicht onderwijsinstellingen om meer vaste contracten aan medewerkers te verlenen. Dit staat op gespannen voet met de dalende budgetten, waardoor de druk op het financiële resultaat toeneemt. Door het toenemende aantal vaste medewerkers wordt de EUR minder wendbaar, wat leidt tot een verminderde financiële flexibiliteit. Inmiddels zijn de onderhandelingen met de vakbond gestart voor een nieuwe cao.

De werkdruk blijft hoog. De middelen voor starters- en stimuleringsbeurzen, bedoeld om de werkdruk te verlagen, worden vanaf 2025 niet langer toegekend. Hoewel het regeerakkoord middelen bevat voor het verlagen van de werkdruk en talentbeleid, is het toegekende bedrag aanzienlijk lager dan voorheen. 

Verwachte ontwikkeling personele bezetting

tabel 27
FTE aantallen Totaal - inclusief EMC/FGG en verbonden partijen            
FTE 2024 2025 2026 2027 2028 2029
FTE wetenschappelijk personeel  2.337   2.327   2.294   2.268   2.264   2.264 
FTE promovendi 957  934   909   892   881   881 
FTE studentassistenten 120  141   140   142   144   144 
FTE ondersteunend personeel  2.980   3.022   3.016   3.012   3.012   3.012 
FTE executive board 3  3   3   3   3   3 
Totaal  6.396   6.427   6.361   6.316   6.304   6.304 
FTE aantallen EUR Sec            
FTE 2024 2025 2026 2027 2028 2029
FTE wetenschappelijk personeel  1.224   1.227   1.194   1.168   1.164   1.164 
FTE promovendi  432   460   436   418   407   407 
FTE studentassistenten  114   125   124   124   125   125 
FTE ondersteunend en leidinggevend personeel  1.420   1.427   1.416   1.410   1.410   1.410 
FTE executive board  3   3   3   3   3   3 
Totaal  3.193   3.242   3.171   3.123   3.108   3.108 

Het aantal fte daalt tot en met 2028 naar 6.304. De daling bij het wetenschappelijk personeel en promovendi houdt verband met het stopzetten van de starters -en stimuleringsbeurzen per 1 januari 2025. Door de krapte op de arbeidsmarkt blijft het (nog steeds) een uitdaging om personeel in loondienst aan te trekken en te behouden. Daarnaast zal de WIB de vraag naar Nederlandstalig onderwijspersoneel vergroten en daarmee een aanvullende, nieuwe uitdaging betekenen voor de EUR door een grotere afhankelijkheid van de Nederlandse arbeidsmarkt.

Op het vlak van professionals kan de handhaving op de wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties) met ingang van 1 januari 2025 tot een lichte stijging van het aantal geschikte kandidaten op de arbeidsmarkt leiden, aangezien zzp’ers mogelijk besluiten om in loondienst te gaan werken.

Deze ontwikkelingen vragen om een focus op duurzame inzetbaarheid, gerealiseerd door een veerkrachtige organisatie met sterk leiderschap. Hierbij ligt de nadruk op de ontwikkeling en het behoud van medewerkers, het voorkomen van uitval en ziekte door een behapbare werkdruk en het bieden van de benodigde middelen en ondersteuning om het werk optimaal uit te kunnen voeren.

Gezien de financiële situatie kan het echter nodig zijn om in de toekomst strakker bij te sturen op de formatie, waarbij de te nemen maatregelen afhankelijk zijn van de impact van de bezuinigingen van de overheid.

Omvangrijke investeringen vastgoed & IT

Investeringen Campus in Ontwikkeling

Zoals in hoofdstuk 6 (Bedrijfsvoering) reeds is toegelicht, streeft de EUR ernaar om een van de meest duurzame universiteiten van Nederland te zijn. De doorontwikkeling van de campus binnen het project Campus in Ontwikkeling (CIO) draagt bij aan een internationale uitstraling, een stimulerende leer- en werkomgeving en een duurzame campus. De renovatie van het Tinbergen Building is een belangrijk onderdeel van deze duurzaamheidsinspanningen. Dit project ontving een internationaal erkende beoordeling voor onze inzet voor duurzaamheid en milieuvriendelijk bouwen. De verbouwing omvat de installatie van dubbel glas, zonnepanelen en energiezuinige installaties. Dat leidde tot een efficiënter gebruik van energie en een vermindering van onze ecologische voetafdruk. Deze verduurzaming brengt hogere investeringen met zich mee dan eerder geraamd. Tot en met 2030 verwachten wij € 180 miljoen te investeren. We verwachten de renovatie deels te financieren vanuit eigen middelen en deels via schatkistbankieren. Daarnaast zorgen de loon- en prijsstijgingen van afgelopen jaren voor een toenemende financiële druk op de CIO-projecten.

Arbeidsmarkt en prijsontwikkeling

Net als in voorgaande jaren verwachten we in 2025 en de jaren daaropvolgend schaarste aan bouwmateriaal en -personeel. Samen met de hoeveelheid werk dat voorhanden is, maakt het dat aannemers risicomijdend inschrijven. Hierdoor neemt de kans op het vinden van meerdere geschikte af en werkt de concurrentie niet zoals in het verleden. Dit alles kan leiden tot een stijging van de bouwkosten en het uitlopen van de planning.

De energiekosten lijken zich meer te stabiliseren, hoewel de onzekerheid voortduurt door geopolitieke ontwikkelingen. Aandacht voor het sturen van energieverbruik op de campus is van groot belang. Daarbij spelen de openingstijden en het gebruikspatroon van de gebouwen een grote rol, net als verbetering van de efficiënte inzet ervan.

In 2025 ligt de focus op het realiseren van de doelstellingen uit de Portefeuilleroutekaart Energie-transitie Gebouwen (PEG), waarbij energiebesparende maatregelen centraal staan. Met de energiebesparende maatregelen werkt de universiteit toe naar ‘Paris Proof’ in 2030. Ook stellen we een lange termijn energiemanagementvisie op, welke bijdraagt aan het verder optimaliseren van ons energieverbruik.

Absorberen meerkosten Tinbergen

Midden op Campus Woudestein staat het Tinbergen Building, een gemeentemonument dat sinds 1968 in gebruik is. De meeste technische installaties van dit gebouw zijn over hun levensduur en voldoen niet meer aan de huidige wetgeving. Tinbergen wordt daarom aankomende jaren gerenoveerd. De totale investeringskosten zijn gezien de marktontwikkelingen fors hoger dan een aantal jaren geleden is geraamd. Om de extra kosten te kunnen bekostigen zijn besparingsmogelijkheden onderzocht en taakstellend verwerkt in de vastgoedbegroting.  

Investeringen IT

Veiligheid en privacy belangrijk, o.a. door intensivering samenwerkingsverbanden

Samenwerking, kennisdeling en een veilige digitale omgeving zijn cruciaal voor het bereiken van de strategische doelen van de EUR. In 'De Staat der Digitalisering' bracht EUR relevante ontwikkelingen rondom digitalisering binnen en buiten de universiteit in kaart. De daaruit voortkomende digitaliseringsroadmap is een leidraad voor verbeteringen in de digitalisering van onderwijs, onderzoek en bedrijfsvoering. Grote projecten vragen de komende jaren nogal wat van de organisatie. Daarbij kan worden gedacht aan een nieuw systeem voor de ondersteuning van PPM-Research, vervanging van het bedrijfsvoeringssysteem en ontwikkelingen op gebieden als AI en data.

In zijn algemeenheid gaat in de periode tot en met 2027 veel aandacht uit naar de volwassenheid van processen en systemen als het gaat om veiligheid, privacy, informatiehuishouding en continuïteit. Ook inspanningen om IT-processen te standaardiseren en harmoniseren spelen in de periode 2025-2027 een belangrijke rol. Dit bevordert efficiëntie, kostenbeheersing en duurzaamheid en leidt tot reductie van risico’s binnen het informatielandschap.  

IT-kosten meerjaren 2025-2028

Voor 2026 en verder zijn er budgettaire uitdagingen door onderhoud en vervanging van audiovisuele middelen en netwerkkosten en de afname van de OCW-bijdrage Cyberweerbaarheid. Op het gebied van IT worden maatregelen getroffen om kosten te besparen. Dat gebeurt met inachtneming van de richtlijnen en prioriteiten.

Jaarlijks wordt € 8 miljoen gebudgetteerd voor vernieuwing in de informatievoorziening.

De huidige IT-organisatie van de EUR is vooral ingericht op continuïteit van interne dienstverlening en maatwerk. De grootste uitdaging is sneller en effectiever reageren op veranderingen, de klant centraal stellen en sensitief zijn voor wat er in de omgeving gebeurt. Het Transformatieproject moet de IT-organisatie wendbaarder maken.

Meerjarenbegroting 

In de meerjarenbegroting is zoveel als mogelijk rekening gehouden met de ontwikkelingen die de universiteit raken. De impact van de WIB is vanwege alle onzekerheden nog niet verwerkt in de meerjarenbegroting.

Voor 2025 verwacht de EUR een verlies van € 4,3 miljoen. Dit resultaat is inclusief de resultaten van de verbonden partijen, maar exclusief het negatieve resultaat van € 6,4 miljoen van FGG/EMC. Voor de jaren 2026, 2027 en 2029 nam de universiteit een (forse) taakstelling op om een structureel sluitende begroting te realiseren. Concrete maatregelen voor de realisatie van deze doelstellingen zijn nog niet vastgesteld. Voor 2028 verwacht de EUR een positief resultaat als gevolg van de beoogde verkoop van vastgoed. In onderstaande toelichting wordt nader ingegaan op de meerjarige balans en baten en lasten.

Trends & ontwikkelingen

Meerjarenbegroting 

Meerjarenbalans

tabel 28
  2024 Begroting 2025 Planning 2026 Planning 2027 Planning 2028 Planning 2029
Activa            
Vaste activa            
Immateriële vaste activa 1,8 13,8 12,6 11,4 10,3 9,3
Materiele vaste activa 289,6 284,6 320,5 339,0 323,4 282,8
Financiële vaste activa 6,3 1,5 1,5 1,5 1,5 1,5
Totaal vaste activa 297,7 300,0 334,6 351,9 335,2 293,6
             
Vlottende activa            
Voorraden 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Vorderingen uit collegegelden 0,6 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Overige vorderingen 63,1 39,1 39,4 39,8 41,7 40,4
Liquide middelen 164,2 160,2 122,5 119,4 131,8 171,8
Totaal vlottende activa 227,9 199,4 161,9 159,2 173,5 212,2
             
Totaal activa 525,6 499,3 496,5 511,1 508,7 505,8
             
Passiva            
Eigen vermogen 207,5 206,8 206,8 206,8 209,8 209,8
             
Voorzieningen 34,5 28,6 26,0 26,0 26,0 26,0
             
Langlopende schulden 7,0 6,7 24,1 60,5 56,8 53,0
             
Kortlopende schulden 276,6 257,3 239,7 217,8 216,2 217,1
             
Totaal passiva 525,6 499,4 496,5 511,1 508,8 505,9

Toelichting op de meerjarige balans

De vaste activa stijgen door investeringen in huisvesting waaronder CIO en Tinbergen Building en IT waaronder het nieuwe bedrijfsvoeringssysteem voor Finance en HR. In 2028 daalt de boekwaarde van de materiële vaste activa door de beoogde verkoop van vastgoed. Deze bewegingen binnen de vastgoedportefeuille hebben een directe invloed op de liquiditeitspositie van de universiteit. Vanaf 2025 nemen de liquide middelen af, met name door de financiering van vastgoedprojecten zoals Tinbergen.

In 2025 wordt de financieringsbehoefte verder voorbereid. In de meerjarenbalans is in 2026 en 2027 rekening gehouden met de toekenning van een schatkistfinanciering van respectievelijk € 20 miljoen en € 40 miljoen voor de investeringen in vastgoed. Hierdoor stijgen de langlopende schulden.

Door het verdwijnen van de starters- en stimuleringsbeurzen neemt de balanspositie van de kortlopende schulden af. Daartegenover staat een verwachte stijging van de vooruit ontvangen collegegelden, wat veroorzaakt wordt door de tariefstijging van het instellingscollegegeld voor niet-EER-studenten en de eerder genoemde verandering in de verhouding EER-studenten/niet-EER studenten. Zoals eerder aangegeven zijn te verwachten effecten van de WIB hier nog niet in meegenomen, omdat we deze nog niet betrouwbaar kunnen inschatten. De verwachting is dat de gepresenteerde aantallen studenten en de daarmee samenhangende opbrengsten met invoering van WIB hoger zijn dan ze in werkelijkheid blijken.  

Baten en Lasten

tabel 29
in M€ Actuals 2024 Begroting 2024 Planning 2025 Planning 2026 Planning 2027 Planning 2028 Planning 2029
Rijksbijdrage 455,5 457,2 470,4 468,8 465,0 461,8 461,8
Collegegelden 87,5 88,9 96,0 101,3 101,5 102,0 102,0
Baten werk i.o.v. derden 244,7 247,2 243,9 246,0 249,7 253,3 253,3
Overige baten 118,1 122,7 130,9 130,6 130,3 146,1 132,7
Totaal baten 905,8 916,0 941,3 946,8 946,6 963,2 949,8
               
Personeelslasten eigen personeel 617,2 628,8 645,0 643,8 640,3 637,3 637,3
Personeel niet in loondienst 34,8 31,1 25,7 27,8 28,9 30,0 30,0
Afschrijvingen 42,2 42,8 39,9 39,7 43,2 45,1 43,9
Huisvestingslasten 43,8 46,5 45,2 45,6 50,0 47,9 47,9
Overige lasten 195,7 187,4 192,4 189,6 188,8 190,0 190,0
Totaal lasten 933,7 936,6 948,3 946,5 951,2 950,4 949,1
               
Saldo baten en lasten -27,9 -20,6 -7,0 0,2 -4,6 12,8 0,7
               
Financiële baten en lasten 10,8 2,7 6,0 2,5 2,5 2,5 2,5
Belastingen 0,0 0,0 0,4 1,2 2,5 3,3 3,1
               
Resultaat -17,1 -17,9 -1,4 1,6 -4,6 12,0 0,1
               
Aandeel derden in resultaat -13,5 7,0 3,0 6,0 9,0 9,0 9,0
               
Nettoresultaat -3,6 -24,9 -4,3 -4,4 -13,6 3,0 -8,9
               
Taakstelling 0,0 0,0 0,0 4,4 13,6 0,0 8,9
               
Nettoresultaat incl. taakstelling -3,6 -24,9 -4,3 -0,0 -0,0 3,0 -0,0

Toelichting op de meerjarige baten en lasten

In de meerjarenbegroting wordt in 2025 een negatief resultaat begroot. Voor 2026, 2027 en 2029 is het nadrukkelijke doel om budgetneutraal te eindigen. Hiervoor is een target opgenomen. Deze meerjarenbegroting 2025-2029 laat een verbetering zien ten opzichte van de meerjarenbegroting 2024-2027. Die wordt in belangrijke mate veroorzaakt door bezuinigingen die zijn verwerkt, maar deels nog gerealiseerd moeten worden. Voorbeelden van bezuinigingen die zijn verwerkt, zijn de bijstelling van het strategische budget (€ 3,5 miljoen), invulling van de taakstelling binnen de diensten (€ 5,8 miljoen) en uitvoering van de herstelplannen door verschillende faculteiten.

Het positieve resultaat in 2028 wordt veroorzaak door een eenmalige nog te realiseren verkoopopbrengst van vastgoed.

De daling van het aantal bekostigde studenten en het wegvallen van de starters -en stimuleringsbeurzen leiden tot een daling van de rijksbijdrage. Nieuw is de verwachte toekenning vanuit de regeling Werkdruk- en Talentbeleid ter waarde van € 9,3 miljoen. De impact van de referentieraming kon nog niet verwerkt worden in de begroting 2025-2029. Deze uitwerking zit wel in de kadernota 2026-2030. Op basis van voorlopige landelijke referentieramingen hebben we het effect op de EUR ingeschat op ons marktaandeelpercentage. Mede door de turbulentie die de WIB veroorzaakt zijn studentenstromen echter onvoorspelbaarder dan ooit. De vraag is of de landelijke daling naar verhouding van het marktaandeel doorwerkt per universiteit. De verwachte daling van het aantal studenten is zorgt voor een neerwaartse bijstelling van de collegegelden. Doordat de collegegeldtarieven, met name de instellingscollegegeldtarieven, harder stijgen dan verwacht wordt de daling deels gecompenseerd.

De toename bij ‘Baten werk in opdracht van derden’ wordt veroorzaakt door de verwachte groei in executive education bij de verbonden partijen. Bij EUR Woudestein is voorzichtig geraamd in de verdere jaren en dat leidt tot daling van deze opbrengsten. De toename van de overige baten in 2028 worden gerealiseerd door de eenmalige verkoop van vastgoed.

Ondanks de stijging van de loonkosten blijven de personele lasten gelijk in de periode 2025-2029. De lichte daling 2027 wordt veroorzaakt door de verwachte daling door de afname van projecten. Dat leidt tot een lagere behoefte aan, onder meer tijdelijk, personeel. Ook dalen de inhuurlasten als gevolg van de bezuinigingsmaatregelen. 

De investeringen in gebouwen, inventaris en apparatuur van afgeronde projecten en Tinbergen Building en het nieuwe bedrijfsvoeringssysteem zorgen voor een toename van de afschrijvingen en de huisvestingslasten vanaf 2027. Ook stijgen hierdoor de exploitatiekosten die samenhangen met het beheer en onderhoud van de investeringen en terreinen.

In de periode 2025-2028 lopen de afschrijvingen op van € 14,5 miljoen naar € 19,4 miljoen, vooral door uitvoering van CIO III (onder andere de oplevering Sportgebouw en Langeveld). In 2027 en 2028 is er ook sprake van eenmalige sloopkosten, wat bijdraagt aan de stijging van de huisvestingslasten.

In 2025 wordt de economische levensduur van de activa herzien. Dit kan gevolgen hebben voor de afschrijvingstermijnen van de activa. Dit is een zorgvuldig proces waarin de voordelen en de risico’s in beeld worden gebracht. Deze heroverweging kan leiden tot een lagere exploitatiebegroting en draagt bij aan het absorberen van de meerkosten van Tinbergen Building.

De lagere rentebaten over onze eigen middelen en de hogere rentekosten voor het aantrekken van de (schatkist-)financiering voor de renovatie van Tinbergen Building zijn zichtbaar in een dalend saldo van de financiële baten en lasten.

De begrote resultaten van FGG/EMC zijn verwerkt onder ‘Resultaat aandeel van derden’ en zijn geen onderdeel van het EUR vermogen. Om het negatieve resultaat te verbeteren wordt door FGG/EMC een roadmap opgesteld om financieel gezond te blijven. 

Risicobeheersing en controlesysteem

In het streven naar een solide en goed functionerende organisatie hanteert EUR een robuust beheersingskader. Dit kader is gebaseerd op een gezamenlijke beleidsvorming, verankerd in de brede strategie van de EUR en gedragen door alle betrokken partijen, waaronder het CvB, decanen, directeuren van ondersteunende diensten en onderwijs- en onderzoeksdirecteuren. Centraal staat in dit kader een interactieve besturingsfilosofie, waarbij een decentrale bestuurscultuur en integraal management van decentrale beheerders essentieel zijn, en die passen binnen de vastgestelde kaders van het CvB.

Het interne beheersingssysteem omvat diverse reglementen en procedures die zijn ontworpen om redelijke waarborgen te bieden en belangrijke risico's te identificeren en te beheersen. Deze aanpak wordt verder ondersteund door een doordacht risicomanagementbeleid en een robuust risk & control framework. Onderdeel daarvan is het bepalen van de risicobereidheid binnen de vastgestelde universitaire kaders. Dat is een verantwoordelijkheid van het CvB en dat college legt deze voor aan de RvT. De risicobereidheid betreft geen vast gegeven en is, als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen, aan veranderingen onderhevig. De EUR onderschrijft de VSNU code goed bestuur.

Risico’s en onzekerheden

In deze risicoparagraaf wordt dieper ingegaan op de specifieke EUR-brede risico's die van invloed kunnen zijn op de financiële en operationele gezondheid van de universiteit, evenals de maatregelen die worden genomen om deze risico's te beheersen en te mitigeren.

Omschrijving risico Beheersmaatregel
Financiële toekomstbestendigheid van de EUR staat onder druk  
(Financieel)  
   
Inkomsten lopen terug terwijl kosten oplopen met als gevolg financiële tekorten. Vanuit de overheid wordt fors bezuinigd op onderwijs en onderzoek. De WIB is de maatregel met de meeste impact waardoor volledige opleidingen kunnen (zullen) verdwijnen. Daarnaast stijgen onze kosten door loon- en prijsstijgingen en deze worden niet meer automatisch gecompenseerd in onze bekostiging. Onze kosten stijgen ook door noodzakelijke investeringen (onder andere gebouwen en IT).

Met structurele financiële tekorten en zonder aanvullende bezuinigingsmaatregelen, komt de continuïteit van de EUR in gevaar.

Er zijn twee grote kwetsbaarheden binnen de EUR die relevant zijn:
1. Beperkte financiële wendbaarheid
2. Betrouwbare financiële stuurinformatie

Om de meerjarenbegroting – voor de impact van voornoemde maatregelen verwerkt was – sluitend te krijgen, zijn al aanzienlijke bezuinigingsmaatregelen genomen. De voornoemde ontwikkelingen vragen echter om aanvullende maatregelen. De EUR is door haar kostenstructuur (vast personeel, vaste kapitaalslasten etc.) financieel beperkt wendbaar.

Daarnaast is de EUR minder goed gebleken in het tijdig opleveren van betrouwbare financiële informatie. Zowel informatie over realisatie van kosten en opbrengsten als informatie over geprognosticeerde kosten en opbrengsten.
Dit risico moet gemitigeerd worden door:
1. Het uitwerken en implementeren van aanvullende maatregelen die structurele financiële tekorten voorkomen.
2. Het vergroten van de kwaliteit van de financiële stuurinformatie, zowel qua betrouwbaarheid, tijdigheid als frequentie.

Dit wordt bereikt door een striktere monitoring van de ontwikkeling van de financiële cijfers, waaronder het opstellen van scenarioanalyses. Aan deze scenario’s worden concrete maatregelen gekoppeld die worden geëffectueerd zodra specifieke situaties zich voordoen.
Daarnaast wordt er frequenter gerapporteerd over de actuals en prognoses. Door middel van een hardclose, inclusief monitoring van de naleving van gemaakte afspraken, wordt de managementinformatie verbeterd, waardoor er beter en tijdiger gestuurd kan worden.

De financiële onzekerheden in de rapportages worden niet alleen beperkt door een doorrekening van de (lange termijn) exploitatiebegroting, maar ook frequenter door de verwachte impact op de liquiditeitspositie van de EUR voor zowel de korte als de (middel-)lange termijn.

Controls:
- Uitwerking van scenario’s en daaraan gekoppelde bezuinigingsmaatregelen
- Frequente managementrapportages en sturing
- Uitvoering van een hard close
Interdisciplinair potentieel  
(Onderwijs & onderzoek)  
   
Risico op het gebied van onderwijs en onderzoek als gevolg van:

- Toenemende en complexe maatschappelijke uitdagingen;

- Toenemende concurrentie van andere universiteiten in binnen- en buitenland, onder meer op het gebied van (online) educatie op buitenlandse universiteiten.
Met behulp van de strategische samenwerkingsverbanden van de EUR een effectieve(re) samenwerking realiseren op het gebied van onderwijs en onderzoek, tussen de verschillende universiteiten en faculteiten en vanuit het ecosysteem 'denken en werken'. Binnen deze samenwerkingsverbanden daarnaast meer focus leggen op het delen van informatie. Een voorbeeld hiervan is de academische werkplaats Verzekerde Zorg.

De beheersing van de risico’s verdienen steeds meer aandacht als gevolg van de toenemende concurrentie en maatschappelijke uitdagingen. Het beheersingskader wordt verder ontwikkeld.

Focus op informatiedeling brengt ook met zich mee dat beheersmaatregelen rondom kennisveiligheid verder worden ontwikkeld.

Controls:
- Jaarlijkse review interdisciplinaire programma’s en rapportage aan CvB
- Concrete KPI's voor aantal interfacultaire publicaties en projecten
- Implementatie verplichte data security checklist bij interdisciplinaire projecten
Personeel & Welzijn  
(Bedrijfsvoering, Personeel)  
   
Risico op hoge werkdruk als gevolg van krapte op de arbeidsmarkt. Dit hangt weer samen met het risico op het niet kunnen voldoen en/of invulling te geven aan (interne) kwaliteitsnormen op het gebied van onderwijs en algemene taakstelling. Het risico op hoge werkdruk wordt verminderd door:
- In kaart brengen van toekomstige personeelsuitdagingen via een strategische personeelsplanning en het zijn van een aantrekkelijke werkgever door positieve arbeidsvoorwaarden, carrièremogelijkheden en een veilige werkomgeving te bieden.
- Herzien van het huidige systeem van erkennen en waarderen van academici om hoge onderwijsstandaarden te waarborgen, excellentie in onderzoek bevorderen, impact op de samenleving vergroten, inclusief leiderschap stimuleren en, in het geval van het Erasmus MC, uitstekende patiëntenzorg leveren.
- Centraal coördineren en uitvoeren van een actieplan om de werkdruk gericht te verlagen (mede naar aanleiding van het bezoek van de Arbeidsinspectie).

Controls:
- Jaarlijks medewerkerstevredenheidsonderzoek met specifieke focus op werkdruk en centrale monitoring van het verbeterplan, inclusief agendering in het periodiek overleg tussen het MT van het organisatieonderdeel en het CvB.
- Instellen van werkdrukindicatoren per faculteit/dienst en centrale monitoring.
Cybersecurity en informatiebeveiliging  
(Bedrijfsvoering IT)  
   
Toenemende digitale afhankelijkheid, snelle ICT-ontwikkelingen in het hoger onderwijs en toenemende dreiging van cyberaanvallen. De EUR implementeert een nieuw bedrijfsvoeringsysteem. De huidige planning voor implementatie van het bedrijfsvoeringsysteem is 01-01-2026. Erasmus Digitalisation & Information Services (EDIS) heeft samen met de faculteiten en diensten het EV3-programma doorlopen, waarbij het doel was aantoonbaar in control te zijn op volwassenheidsniveau 3 ten aanzien van een selectie van elf centrale en facultaire kernsystemen. Voor de komende jaren worden ook alle resterende kernapplicaties 'in control' op het door OCW vereiste volwassenheidsniveau van 3 gebracht. Op basis van de huidige prognose is de richtlijn hiervoor circa 4 jaar. Ook het borgen van het huidige securityniveau behoeft en krijgt de benodigde resources.

Voorts dient in het kader van cybersecurity risico’s te worden opgemerkt dat de factor ‘mens’ in de praktijk altijd een risico is en wat niet mag worden onderschat. De EUR kent reglementen op het acteren bij mogelijke ‘phishing’. Deze worden in het kader van de ‘werkondersteuning’ breed binnen de EUR gedeeld. Deze reglementen en procedures komen gedurende periodieke sessies ter sprake om bewustzijn hieromtrent op peil te houden.

De ICT-organisatie heeft zich gecommitteerd tot verplichte cyber awareness trainingen voor al het personeel. Zo moeten de thema’s veiligheid en privacy onderdelen worden van het onboarding-programma. De succesvolle aanval op TU Eindhoven is een direct voorbeeld van de noodzaak voor adequate bewustzijn onder medewerkers.

Gedurende het inventarisatieproces (met betrekking tot relevante IT- functionaliteiten) voor het nieuwe bedrijfsvoeringsysteem moet eveneens rekening worden gehouden met gepaste IT-beheersmaatregelen om veiligheidsrisico’s, op de verschillende IT-lagen (‘IT-layers’), te kunnen blijven monitoren en te adresseren. Met het nieuwe IT-platform wordt een volgende stap gezet in de juiste en vereiste richting om de toenemende beveiligingsrisico’s te mitigeren.

Controls:
- Verplichte jaarlijkse cyber awareness e-learning met toets.
- Halfjaarlijkse phishing simulatiecampagne met rapportage deelname en klikratio
- Security by design audit voor alle nieuwe IT-projecten voor livegang.
IT- afhankelijkheid, inclusief afhankelijkheid van cloud-leveranciers (als gevolg van de cloud-migratie)  
(Bedrijfsvoering IT)  
   
Een vergrootte afhankelijkheid van leverancier leidt tot verhoogde exposure van gevoelige data en vatbaarheid voor supplychain aanvallen (ketenrisico). Een andere en specifieke consequentie van de cloud-migratie (en afhankelijkheid), is een verminderde capaciteit om verdacht en kwaadwillend verkeer te monitoren. Om de risico’s te beheersen, wordt gewerkt met risico-gebaseerd Vendor Risk Management. Met EUR-specifieke security kaders, leveranciersrelaties en monitoring houden we grip op ketenrisico’s. In de komende jaren zal de volwassenheid van dit proces snel toenemen. Een gedegen risicoanalyse is noodzakelijk om vast te stellen of bijvoorbeeld een cloud gebaseerde aanvalsdetectie en response oplossing de toenemende gap in monitoring capaciteit kan dichten. Aanvullend neemt het belang van bescherming op eindpunten toe waarbij Endpoint Detection & Response (EDR) een oplossing biedt. Naast het detecteren en voorkomen van aanvallen, is er een toenemende risico op bedoelde en onbedoelde gegevenslekken. Met een Data Loss Prevention (DLP) oplossing kan de organisatie een groot deel van deze risico’s doen verlagen. Dit soort oplossingen vraagt een grote inspanning en doorlooptijd om deze adequaat in te richten.

De EUR implementeert de Cloud First strategie in lijn met het ‘Implementatiekader risicoafweging cloudgebruik’ van de Rijksoverheid. Initiële en doorlopende risicoafwegingen van leveranciersrelaties, afhankelijkheden van Big Tech en geopolitieke ontwikkelingen moet leiden tot verantwoorde regievoering over de IT strategie en dienstverlening.

Controls:
- Jaarlijkse onafhankelijke IT-audit leveranciers (third party assurance report SOC2)
- Cloud risico assessment bij nieuwe diensten vóór contractering
- Maandelijkse monitoring rapportages op endpoint security
Kunstmatige Intelligentie  
(Bedrijfsvoering IT/Compliance)  
   
Door de ontwikkelingen op het gebied van kunstmatige intelligentie nemen de risico’s zoals plagiaat, fraude en privacy toe. Zie: Privacy- en frauderisico’s. Kunstmatige intelligentie staat hoog op de agenda en er wordt de komende tijd onderzocht hoe het gebruikt kan worden bij het leer- en onderzoeksproces binnen de EUR. De maatregelen worden verder ontwikkeld, dit heeft prioriteit. Het gebruik van plagiaatscanners op aangeleverde (digitale) documenten mitigeert in belangrijke mate het risico op plagiaat.

Controls:
- Implementatie van AI-gedragscode EUR breed & monitoring naleving
- Plagiaatcontrole verplicht
- Opleidingsmodule AI-ethiek voor docenten en onderzoekers inclusief monitoring naleving.
Privacy – en frauderisico’s  
Bedrijfsvoering (IT/Compliance)  
   
Het onvoldoende beheersen van privacygevoelige informatie binnen de universiteit vormt een significant risico. Dit betreft zowel de bescherming van persoonsgegevens als de naleving van relevante wet- en regelgeving op het gebied van privacy, zoals de AVG. Onvoldoende beheer kan leiden tot datalekken, verlies van vertrouwelijkheid of niet-naleving van privacyregels, wat schadelijk kan zijn voor de reputatie van de EUR en juridische consequenties kan hebben. Privacybeleid en dataclassificatie: Er is een helder privacybeleid, in lijn met de AVG, dat de te hanteren procedures en richtlijnen definieert. Het beleid omvat ook een gedetailleerde dataclassificatie voor alle verwerkte gegevens, waarbij specifieke aandacht wordt besteed aan de bescherming van gevoelige en bijzondere persoonsgegevens.

Beveiliging en toegang: Toegang tot privacygevoelige informatie wordt strikt gecontroleerd door middel van authenticatie, autorisatie en het principe van 'least privilege'. Dit betekent dat alleen geautoriseerde personen toegang hebben tot de gegevens die strikt noodzakelijk zijn voor hun functie.
• Multi-factor authenticatie (MFA) is verplicht voor systemen die persoonsgegevens bevatten.
• Toegangslogs en monitoring worden bijgehouden en geanalyseerd om ongeautoriseerde toegang of datalekken vroegtijdig op te sporen.

Privacy by Design en by Default: Alle nieuwe (IT-)systemen en processen binnen de EUR worden ontworpen met privacybescherming als uitgangspunt. Dit houdt in dat de privacy van de betrokkene van meet af aan wordt gewaarborgd, bijvoorbeeld door het minimaliseren van gegevensverwerking en het anonimiseren van data waar mogelijk.
Real Estate & Facilities  
Bedrijfsvoering (Huisvesting/Financieel)  
   
-Schommelingen van het aantal studenten, online-onderwijs en hybride werken kunnen leiden tot een veranderde behoefte aan huisvesting met het risico op niet optimale verhouding tussen vraag en aanbod (en onnodig hogere kosten of gemiste besparingen);
- Hogere prijzen en een geringere beschikbaarheid van materialen en diensten hebben direct effect op alle vastgoed-gerelateerde activiteiten; Daarnaast vormen de verwachte investeringsuitgaven een onzekerheid;
- Gebrek aan of te late verankering van duurzaamheid in de huisvesting.
- Huisvestingsbehoefte wordt in kaart gebracht als onderdeel van de lopende investeringsprogramma’s (bijvoorbeeld als onderdeel van Campus in Ontwikkeling III/IV), zodat adequate maatregelen kunnen worden getroffen. De afdeling ‘Real Estate & Facilities’ monitort de voortgang in deze investeringsprogramma’s waarin de verwachtingen voor de toekomst, waaronder en de ontwikkeling van studentenaantallen expliciet wordt meegenomen;
- Prijsontwikkelingen worden gevolgd en maatregelen worden getroffen waar dat mogelijk/nodig is. Als onderdeel van de investeringsprogramma’s wordt de indexatie consistent doorgerekend voor de verschillende (vastgoed)projecten en voorzien van een verwachte financiële impact en waarop kan worden bijgestuurd (BDB-index voor 1 jaar vooruit indexeren en EUR gemiddelden > 1 jaar);
- Frequentere prognoses waarin de verwachte effecten worden doorgerekend op de (middel-) lange termijn liquiditeitspositie van de EUR worden gemaakt. Er wordt tijdig geanticipeerd op geïdentificeerde financieringsbehoeften;
- De EUR neemt maatregelen om stappen te maken in de verduurzaming van de gebouwen en terreinen. Deze maatregelen uiten zich in de investeringen in (bestaande) gebouwen en terreinen in eigendom van de EUR en maakt onderdeel uit van het strategisch huisvestingsplan ‘Campus in Ontwikkeling’.

Controls (samengevat):
- Halfjaarlijkse actualisatie huisvestingsplan
- Verduurzaming: jaarlijkse CO2-reductierapportage campus
- Maandelijkse voortgangsrapportage investeringsprojecten richting projectboard
Kwaliteit ondersteunende diensten Bedrijfsvoering  
(Huisvesting, IT en Personeel)  
   
De toename van het aantal studenten in de afgelopen jaren (dit is onafhankelijk van de prognose op een daling van het aantal studenten) in combinatie met hybride onderwijs creëert uitdagingen voor het handhaven van de kwaliteit van de ondersteunende basisdiensten. De EUR staat voor de opgave om de levering van de diensten opnieuw te beoordelen, prioriteiten te stellen en eventueel aan te passen. De maatregelen worden verder ontwikkeld, dit heeft prioriteit.

Controls:
- Periodieke benchmark van ondersteunende diensten met peeruniversiteiten.
- Periodieke afstemming van de dienstverlening met het primair proces (faculteiten), en op basis hiervan het aanpassen van de product-dienstcatalogus.
- Formuleren van concrete servicenormen en deze jaarlijks meten (bijvoorbeeld de reactietijd van de ICT-helpdesk).
Verandercapaciteit  
(Bedrijfsvoering)  
   
Risico dat de universiteit onvoldoende in staat is om innovaties in het onderwijs door te voeren (interdisciplinair/impactgedreven). Erkennen en implementeren van de basisvoorwaarden die nodig zijn, zoals de infrastructuur voor innovatie in het onderwijs (niet alleen digitalisering). Verkleinen van barrières die innovatie van zekerheden in de weg kunnen staan.

Controls:

- Jaarlijks innovatierapport met gerealiseerde initiatieven en geleerde lessen.
- Concrete investeringskalender voor onderwijsinnovatie, afgestemd met het CvB (inclusief inzet van het innovatiebudget, intern bekend als PPB).
Reputatieschade  
(Overige, al dan niet strategische, risico’s)  
   
Het niet effectief beheersen van onder meer risico’s rondom fraude, belangenverstrengeling, (ESG) duurzaamheid in het algemeen en maatschappelijke protesten. De EUR is zich bewust van haar maatschappelijke functie en streeft altijd naar een open en gelijkwaardige dialoog met haar omgeving. Ook houdt de EUR, in het kader van verdere ontwikkeling van haar duurzaamheidsstrategie, klimaatdialogen om informatie te krijgen over nieuwe normen voor duurzaamheid bij de EUR. De uitkomsten van deze dialogen vormen een waardevolle bijdrage aan de duurzaamheidsstrategie van de EUR met betrekking tot haar onderwijs, onderzoek en bedrijfsvoering. In de komende jaren worden de duurzaamheidsdoelstellingen, daaraan gerelateerde KPI’s en maatregelen op risico’s verder verankerd in de bedrijfsvoering.

Controls:
- Jaarlijks duurzaamheidsrapportage die de komende periode wordt doorontwikkeld (ESG Proof is de ambitie)
- Structurele maatschappelijke dialoog: minimaal 1 x per jaar stakeholdersessie
Governance & leiderschap  
(Overige, al dan niet strategische, risico’s)  
   
Organisatiebesturing, samenwerking tussen diensten en faculteiten, de hoeveelheid initiatieven, afstemming van de EUR-strategie op de strategie van de organisatieonderdelen, onvoldoende integrale opdrachtformulering en verdeling van taken en verantwoordelijkheden binnen de EUR. De organisatie werkt ook in 2025 aan de versterking van de focus en de governance van de strategie en aan de samenwerking tussen de diverse organisatieonderdelen.

Aan de hand van een panel wordt een tussentijdse evaluatie van de strategie opgehaald en aanbevelingen geformuleerd.

Hieruit blijkt onder andere wat de focus naar de toekomst zou moeten zijn om de EUR-strategie breed te kunnen blijven realiseren. Onderdeel hiervan is keuzes maken over wat bijvoorbeeld niet meer zou moeten worden gedaan, daarbij rekening houdend met de beschikbare middelen.

Overleg met diverse stakeholders resulteert in concrete verbetervoorstellen voor de vervolgacties, waaronder de noodzaak om naast impact en duurzaamheid ook cultuur en leiderschap als strategische ambities centraal te (blijven) stellen.

Interactie tussen het College van Bestuur en de decanen is essentieel voor de uitvoering van deze keuzes. Het EUR-leiderschapsprogramma draagt hieraan bij.

Controls:
- Halfjaarlijkse evaluatie voortgang strategieuitvoering per faculteit/dienst
- Leiderschapsprogramma: jaarlijkse deelnamegraad en evaluatie effectiviteit
Geopolitieke ontwikkelingen  
(Overige, al dan niet strategische, risico’s)  
   
In het huidige geopolitieke klimaat worden universiteiten zoals de EUR geconfronteerd met diverse risico's die voortvloeien uit internationale spanningen en ontwikkelingen, zoals:
- Desinformatie: Verspreiding van onjuiste informatie over de universiteit, onderzoek of beleid, met reputatieschade als gevolg.
- Polarisatie: Toename van spanningen binnen de academische gemeenschap, waardoor samenwerking en academische vrijheid onder druk komen te staan. Eveneens is een radicalisering van standpunten binnen groepen studenten en medewerkers waarneembaar.
- Demonstaties: Toename in duur en hevigheid van demonstraties die de bedrijfsvoering en het imago kunnen verstoren.
- Het creëren van bewustwording bij medewerkers en studenten, door hen te informeren over het herkennen van desinformatie.
- Actieve monitoring en factchecking van berichten over de universiteit en tijdig reageren met juiste informatie.
- Om polarisatie tegen te gaan, worden open en respectvolle discussies gestimuleerd, om wederzijds begrip te vergroten. Ook wordt getracht middels neutrale en inclusieve communicatie te voorkomen dat bepaalde groepen onbedoeld worden uitgesloten of polarisatie wordt versterkt.
- Wetenschappers kunnen te maken krijgen met externe intimidatie of bedreigingen vanwege hun onderzoek. Het is belangrijk om protocollen en ondersteuningssystemen op te zetten om de veiligheid en het welzijn van medewerkers te waarborgen. Initiatieven zoals WetenschapVeilig bieden een platform voor het melden en aanpakken van dergelijke incidenten.
- Heldere richtlijnen opstellen over waar en hoe demonstraties mogen plaatsvinden. Vroegtijdig in gesprek gaan met demonstranten om escalatie te voorkomen en ruimte bieden voor vreedzaam protest.
Publiek/ Privaat  
(Compliance)  
Compliance risico als gevolg van het investeren van publieke middelen in private activiteiten en de toenemende complexiteit in de wet-en-regelgeving. Binnen de EUR is een (concept-)beleidsdocument opgesteld waarin de richtlijnen voor de implementatie en toepassing van de beleidsregels is toegelicht. Dit document biedt een kader voor de te nemen maatregelen met betrekking tot het investeren van publieke middelen in private activiteiten.

Materiële risico’s worden op dit moment (in belangrijke mate) ondervangen door het inzichtelijk maken van relevante transactionele datastromen (zoals vastgelegd in de administratieve systemen) en de monitoring hierop aan de hand van het beschreven beleid. Dit resulteert vervolgens in rapportering en verantwoording in overeenstemming met de van toepassing zijnde beleidsregels. Er zijn echter nog veel onduidelijkheden en lopende discussiepunten met OCW rondom de beleidsregels.

In samenwerking met de verschillende organisatorische disciplines en onderdelen worden preventieve maatregelen nader ontwikkeld. Bijvoorbeeld door de (huidige) contractrelaties (extern) en het vereenvoudigen van de organisatorische eenheden/relaties (intern) waar nodig te evalueren en verder af te stemmen op de vereisten en toenemende complexiteit op het gebied van publieke investeringen in private activiteiten. Als onderdeel van het nieuwe bedrijfsvoeringsysteem zal er in dit kader ook meer aandacht komen voor de (toenemende) beschikbaarheid van data om tot efficiënte en tijdige monitoring te komen van publieke/private stromen.
Kennisveiligheid  
(Veiligheidsrisico’s)  
   
Ongewenste overdracht van (sensitieve) kennis, met negatieve gevolgen voor de nationale veiligheid en aantasting van de Nederlandse innovatiekracht, heimelijke beïnvloeding van ons onderwijs en onderzoek door statelijke actoren, met als gevolg vormen van (zelf)censuur, waarmee de academische vrijheid wordt aangetast en, tot slot, ethische kwesties die samenhangen bij samenwerking met personen/instellingen met een negatieve impact op EUR. Het creëren van meer bewustzijn en een efficiëntere inrichting van het beoordelen van kennisveiligheidsrisico’s en als gevolg een mitigatieplan daarvoor. Concreet willen we dit doen door middel van:

1. Het opstellen van een breed gedragen (dat wil zeggen: na input vanuit alle faculteiten/diensten en op zowel bestuurlijke als operationele meerdere lagen) afwegingskader kennisveiligheid, toepasbaar voor alle faculteiten en diensten.
2. Het opstellen van een op risico’s gebaseerde aanpak, waarbij op basis van indexering risicoprofielen, een daaropvolgend standaard minimaal mitigatieplan volgt.
Business Continuity Management  
(Veiligheidsrisico’s)  
   
Een combinatie van de huidige technologische, geopolitieke en maatschappelijke ontwikkelingen maakt dat aandacht voor Business Continuity Management (BCM) steeds urgenter wordt. Er is immers het risico van ernstige verstoringen van onderwijs, onderzoek en bedrijfsvoering bij onder andere cyberaanvallen, stroomuitval, pandemieën of fysieke schade aan gebouwen. Dit kan weer resulteren in bijvoorbeeld reputatieschade, financiële verliezen, juridische aansprakelijkheid en verlies van vertrouwen bij studenten, medewerkers en externe partners. In de afgelopen twee jaar is een goede basis gelegd qua implementatie van Business Continuity Management (BCM). Per 2025 is voor de coördinatie van dit thema een vaste functie ingericht, die centraal is gepositioneerd binnen ABD, waarmee de verwachting is dat de continuïteit, centrale regie en effectiviteit van BCM verder worden versterkt. Dit draagt bij aan een structurele en duurzame borging van bedrijfscontinuïteit binnen de EUR.

Controls:
- Jaarlijkse BCM-oefening voor kritieke processen
- BCM-plannen gereed en jaarlijks geactualiseerd voor alle faculteiten en diensten

Compliance

Naleving treasury-statuut

Het treasury-statuut heeft tot doel een kader te scheppen waarbinnen de treasury-activiteiten van de EUR dienen plaats te vinden. Het gaat daarbij om de beleidsmatige vaststelling van de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten voor de uitvoering van de treasury-functie. Daarnaast heeft het treasury-statuut tot doel om de administratieve organisatie en interne controle weer te geven met betrekking tot de treasury-activiteiten, teneinde de financiële middelen van de EUR efficiënt en effectief te beheren.

In het treasury-statuut zijn de verantwoordelijkheidsgebieden van de treasury-functie vastgelegd. De treasury-functie heeft primair tot doel het beheersen van financiële risico’s en omvat binnen de EUR de volgende verantwoordelijkheidsgebieden: 

  • Liquiditeitenmanagement: de zorg voor de tijdige beschikbaarheid van de benodigde geldmiddelen op zowel korte, middellange en lange termijn, tegen acceptabele condities (beschikbaarheid).
  • Management renterisico: de optimalisatie van het rendement van overtollige liquide middelen binnen de kaders van het treasury-statuut (renteoptimalisatie).
  • Externe financiering: het aantrekken van vreemd vermogen en het minimaliseren van de kosten van leningen (kostenminimalisatie).
  • Financiering: het, in het kader van het uitvoeren van de wettelijke taak, verstrekken van leningen, subsidies en zekerheidstellingen aan verbonden partijen en aan niet-geconsolideerde instellingen en het daarbij minimaliseren van financieel risico (risicominimalisatie).
  • Onderhouden bankrelaties: het onderhouden van relaties met financiële instellingen met het oog op beschikbaarheid van financiële middelen en optimale condities (bankrelaties). 

Het treasury-statuut voldoet aan de ‘Regeling beleggen, lenen en derivaten van het Ministerie van OCW 2016’. In 2023 is het treasury-statuut geactualiseerd. Belangrijkste wijziging daarin betreft de relatie met verbonden partijen op het gebied van liquiditeitenmanagement en financiering. De transacties die in 2023 plaatsvonden zijn in lijn met het treasury-statuut van onze universiteit. De EUR maakt gebruik van schatkistbankieren, waarbij de overtollige liquiditeiten bij het Ministerie van Financiën worden aangehouden. 

De universiteit heeft geen beleggingen.

Verantwoording declaraties bestuursleden 2024

Conform de Regeling Jaarverslaggeving Onderwijs (RJO) artikel 4 lid 3 zijn de vergoedingen aan en declaraties van bestuurders in 2024 verantwoord in onderstaande tabel. Bedragen zijn in euro’s. 

tabel 30
  prof. dr. A.L. Bredenoord dr. E.M.A. van Schoten RA prof. dr.ir. J. Schuit prof. dr. H. Brinksma
         
Onkostenvergoeding 7.071,00  6.496,32  1.370,06  13.330,88 
Reiskosten binnenland 11.974,69  12.680,45  1.517,71  10.705,49 
Reiskosten buitenland 8.425,54  529,68  208,80  248,16 
Overige kosten 13.341,75  2.881,78  0,00  32,18
Totaal 40.812,98  22.588,23  3.096,57  24.316,71 

Beleidsregel Investeren met publieke middelen in private activiteiten

Algemene uitgangspunten

Bij het opstellen van de verantwoording over de beleidsregel Investeren met publieke middelen in private activiteiten (hierna ‘de beleidsregel’) zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: 

  • De EUR wil te allen tijde voorkomen dat publieke middelen weglekken naar het private domein en/of dat er op een oneerlijke manier geconcurreerd wordt met derden. Over haar private activiteiten wil de EUR op een duidelijke en transparante manier verantwoording afleggen in dit jaarverslag.
  • De private activiteiten van de EUR zijn gericht op het maken van een positieve maatschappelijke impact. Indien de EUR met publieke middelen investeert in private activiteiten, dan heeft de investering meerwaarde voor de wettelijke taak van de universiteit.
  • De minister van OCW benoemt in zijn brief van 16 december 2024 (met kenmerk 49447179) enkele activiteiten die voor verslagjaar 2024 uitgezonderd worden van de controle op rechtmatigheid alsook enkele versoepelingen die voor verslagjaar 2024 van toepassing zijn op de wijze waarop instellingen verantwoording af dienen te leggen. De verantwoording over 2024 is opgesteld met inachtneming van deze tijdelijke uitzonderingsregelingen. Voor de volledigheid wordt hierbij opgemerkt dat de verantwoording is opgesteld op basis van de enkelvoudige staat van baten en lasten (dus exclusief de verbonden partijen).
  • De minister van OCW benoemt in zijn brief ook een aantal onderwerpen waar nog nader onderzoek voor nodig is, zoals activiteiten in het kader van valorisatie en een leven lang ontwikkelen (LLO). De EUR houdt de ontwikkelingen op deze thema’s nauwlettend in de gaten en streeft ernaar om in de tussentijd, ondanks de verschillende onzekerheden, zo veel mogelijk recht te doen aan de intenties van de beleidsregel.
  • De EUR heeft intern een concept beleidsdocument opgesteld en een integraal kostprijsmodel ontwikkeld. Deze stukken worden in 2025 definitief gemaakt en zullen vanaf dan EUR-breed als leidraad gebruikt worden bij vraagstukken omtrent investeringen met publieke middelen in private activiteiten. 
 Private activiteiten waarin met publieke middelen geïnvesteerd is

Een deel van de activiteiten van de EUR valt onder de beleidsregel. Hierna wordt per categorie verantwoording afgelegd over de investeringen met publieke middelen in private activiteiten.   

Contractonderwijs

Bijna alle niet-bekostigde onderwijsactiviteiten van de EUR worden uitgevoerd door de verbonden partijen, hoofzakelijk in de werkmaatschappijen van EUR Holding B.V. en bij RSM B.V. Binnen de faculteiten en diensten van de EUR vinden private onderwijsactiviteiten slechts op beperkte schaal plaats, met een totale waarde van € 3,0 miljoen. 

Een groot deel van dit bedrag heeft betrekking op het Language en Training Centre (LTC), waarbinnen allerlei (taal)cursussen gegeven worden die in eerste instantie gericht zijn op studenten en medewerkers van de EUR, maar ook voor derden toegankelijk zijn. Door het aanbieden van (taal)cursussen worden studenten en medewerkers van de EUR niet alleen in staat gesteld om een (hoogwaardige en positieve) bijdrage te leveren aan het bekostigde onderwijs en onderzoek van de EUR, maar ook aan de rest van de samenleving. Het LTC heeft over kalenderjaar 2024 een bedrag van € 1,2 miljoen aan baten gerealiseerd en een positief resultaat behaald van € 0,4 miljoen. Daarmee is het LTC kostendekkend gebleken. 

Het LTC is juridisch en organisatorisch ingebed binnen de centrale organisatie van de EUR en valt onder de verantwoordelijkheid van de directie Education & Student Affairs. De dagelijkse aansturing vindt plaats door de directeur van het LTC. Het LTC handelt conform het EUR-brede risicomanagementbeleid en volgt de (interne) richtlijnen ten aanzien van rechtmatigheid. Financiële toetsing op kostendekkendheid en het voorkomen van ongeoorloofde kruisfinanciering vindt plaats in samenwerking met Concern Control en de afdeling Juridische Zaken. 

Het overige contractonderwijs (in totaal € 1,8 miljoen) bestaat uit allerlei onderwijsactiviteiten, waarvan de meeste geldstromen kleiner zijn dan € 50.000. Voor deze activiteiten hanteren faculteiten en diensten – mede gelet op de administratieve lasten – momenteel geen volledig gescheiden administratie. Hierdoor is het op dit moment niet mogelijk om nauwkeurig vast te stellen in hoeverre deze activiteiten kostendekkend zijn. In 2025 wordt verder onderzocht hoe in het nieuwe bedrijfsvoeringsysteem van de EUR een beter onderscheid gemaakt kan worden tussen publieke en private activiteiten, en hoe het rendement en de risico’s van private activiteiten beter inzichtelijk kunnen worden gemaakt. Het nieuwe bedrijfsvoeringsysteem wordt naar verwachting in 2026 geïmplementeerd.   

Volledigheidshalve merken we op dat het International Institute of Social Studies (ISS) met haar onderwijs een bedrag van € 2,3 miljoen aan baten heeft gerealiseerd. ISS is een instituut van de EUR dat wereldwijd onderwijs en onderzoek verzorgt. Het onderwijs van ISS omvat bijvoorbeeld een tweetal geaccrediteerde masters, welke hoofdzakelijk gericht zijn op studenten uit ontwikkelingslanden. ISS ontvangt onder meer via het Ministerie van Buitenlandse Zaken financiering voor de uitvoering van haar onderwijs (en onderzoek). De financiering vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken loopt via de rijksbijdrage van de EUR en wordt door de EUR direct doorgestort naar ISS. Daarom ziet de EUR het onderwijs van ISS als onderdeel van haar wettelijke taak. 

Voor het contractonderwijs dat binnen de faculteit of dienst aangeboden wordt, geldt dat respectievelijk de decaan of dienstdirecteur hier eindverantwoordelijk voor is. De risico’s in dit kader hebben onder meer betrekking op kwaliteitsbewaking, afstemming met het reguliere onderwijs en naleving van regelgeving omtrent mededinging en bekostiging. Beheersmaatregelen worden onder andere genomen via het nieuwe bedrijfsvoeringsysteem, via centrale en decentrale contractcontroles (de zogenoemde FLAT-checks) en via interne toetsingsmomenten binnen de planning- en controlcyclus. Daarnaast is het EUR-reglement Geschillencollege Niet-Initieel Onderwijs 2023 van toepassing op het contractonderwijs van de universiteit, waarin bijvoorbeeld uitgewerkt wordt hoe de EUR omgaat met geschillen. 

 Contractonderzoek

Binnen de EUR worden allerlei onderzoeksprojecten uitgevoerd voor onder meer overheidsinstanties en het bedrijfsleven. De uitkomsten van deze onderzoeksprojecten zijn doorgaans voor een breed publiek toegankelijk. Op deze manier draagt de EUR (academische) kennis over ten behoeve van de maatschappij. De EUR beschouwt deze onderzoeksactiviteiten dan ook als onderdeel van haar valorisatie-opdracht. Echter, vanuit het Ministerie van OCW bestaat hier nog onduidelijkheid over. Het ministerie heeft aangekondigd hier in 2025 een apart onderzoek voor uit te (laten) voeren. In afwachting van dit onderzoek blijft de EUR ook in 2025 onderzoeksprojecten uitvoeren die van maatschappelijk belang zijn, mits deze passen binnen de bestaande beleidskaders van de universiteit. 

In de projectadministratie wordt vastgelegd of een project een publiek of privaat karakter heeft. Op basis van een interne analyse blijkt dat slechts een beperkt deel van de onderzoeksprojecten moet worden aangemerkt als private activiteiten. Het gaat hier om een bedrag van circa € 4,1 miljoen aan baten. De baten uit contractonderzoek vloeien terug naar de universiteit om bijvoorbeeld vervolgonderzoek te kunnen uitvoeren. Het positieve resultaat uit privaat contractonderzoek bedroeg in 2024 circa € 0,4 miljoen (op basis van de afgesloten onderzoeksprojecten). 

Het beleid van de EUR schrijft voor dat minimaal de integrale kostprijs wordt doorbelast bij privaat contractonderzoek, zodat het risico op het weglekken van publieke middelen beperkt blijft en oneerlijke concurrentie vermeden wordt. Bij de bepaling van de integrale kostprijs wordt ook een risico-opslag gehanteerd, die gelijkstaat aan de kapitaalmarktrente per 1 januari van het lopende jaar. 

Contractonderzoek is juridisch en organisatorisch ingebed binnen de reguliere onderzoeksstructuur van de EUR. Voor contractonderzoek dat binnen de faculteit uitgevoerd wordt, geldt dat de decaan eindverantwoordelijk is. De projectleider is operationeel verantwoordelijk en ziet toe op de inhoudelijke uitvoering en budgetbewaking. De risico’s binnen contractonderzoek hebben vooral betrekking op reputatie, onafhankelijkheid, integriteit en financiële haalbaarheid. Deze risico’s worden beheerst via verschillende maatregelen, waaronder:

  • Sectorale gedragscodes zoals de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit;
  • Intern beleid met betrekking tot intellectueel eigendom, publicatierechten en omgang met opdrachtgevers;

De FLAT-check procedure, waarbij – afhankelijk van het financiële volume – overeenkomsten worden getoetst op juridische-, financiële- en integriteitsrisico’s.

Verhuur

De totale opbrengsten uit verhuur bedroegen in 2024 ruim € 9,6 miljoen, inclusief de opbrengsten uit de parkeergarage en de doorbelasting van servicekosten. Een aanzienlijk deel van deze opbrengsten (€ 6,4 miljoen) is afkomstig uit verhuur aan organisaties die gelieerd zijn aan de EUR. Door huisvesting aan te bieden aan verbonden partijen ondersteunt de EUR onder meer initiatieven op het gebied van Leven Lang Ontwikkelen (LLO), ondernemerschap en valorisatie. Hiermee leveren de EUR en haar verbonden partijen een positieve bijdrage aan de maatschappij. 

Het overige deel van de verhuuropbrengsten (€ 3,2 miljoen) betreft voornamelijk verhuur aan commerciële partijen (exploitanten). De verhuur aan exploitanten draagt bij aan de levendigheid van de campus en versterkt de sociale cohesie en het welzijn van studenten en medewerkers. Daarnaast ontstaan op deze manier mogelijkheden voor samenwerking en kruisbestuiving met externe partners. 

De verhuurtarieven van de EUR zijn gebaseerd op een integraal kostprijsmodel en zijn daarmee kostendekkend. Ook de servicekosten worden integraal doorbelast. Op deze wijze wordt, in lijn met de beleidsregel, geborgd dat er geen publieke middelen wegvloeien naar het private domein. 

De dienst Real Estate & Facilities (RE&F) is verantwoordelijk voor het volledige verhuurproces, inclusief tariefstelling en contractbeheer. De risico’s die samenhangen met verhuuractiviteiten betreffen onder meer aansprakelijkheid, veiligheid, juridische risico’s en reputatie. Ter beheersing hiervan hanteert de EUR:

  • Het Ordereglement gebouwen, terreinen en voorzieningen 2024, waarin de kaders voor gebruik en verhuur zijn vastgelegd;
  • Standaardhuurovereenkomsten en algemene voorwaarden, waarin expliciete afspraken zijn opgenomen over onder andere aansprakelijkheid en gebruiksvoorwaarden;
  • Een actieve monitoring van het verhuurproces en het gebruik van de campusvoorzieningen, zodat eventuele knelpunten tijdig gesignaleerd en opgelost worden.

Tot slot geldt dat nieuwe en afwijkende verhuuractiviteiten via de FLAT-check procedure worden getoetst op naleving van de relevante wet- en regelgeving, waaronder staatssteunregels.

Detachering

De EUR detacheert haar medewerkers in bepaalde gevallen aan haar verbonden partijen en in mindere mate ook aan andere universiteiten en overige instellingen. Detacheringen dragen bij aan (de kwaliteit van) de wettelijke taken van de EUR: medewerkers verrijken hun expertise door tijdelijke inzet in een andere omgeving en brengen de opgedane kennis terug naar de organisatie. Bovendien versterken detacheringen het academische en professionele netwerk van medewerkers en bevorderen zij de wisselwerking tussen theorie en praktijk. Hoewel de inhoud en doelstellingen per detachering kunnen verschillen, geldt in algemene zin dat detacheringen uitsluitend plaatsvinden in het verlengde van de publieke taak van de EUR. Hiermee wordt rechtgedaan aan de kaders uit de beleidsregel. 

In 2024 bedroegen de private opbrengsten uit detachering € 4,9 miljoen. Een aanzienlijk deel van deze opbrengsten (€ 3,6 miljoen) betreft detacheringen vanuit faculteiten naar verbonden partijen van de EUR. Het resterende deel (€ 1,3 miljoen) had betrekking op detacheringen naar derden. De EUR brengt in de regel minimaal de integrale kostprijs in rekening bij detacheringen, zodat er geen sprake is van (indirecte) subsidiëring van derden met publieke middelen. 

Detacheringen worden formeel vastgelegd in een detacheringsovereenkomst met de ontvangende partij. De leidinggevende van de medewerker beoordeelt de inhoud en het doel van de detachering, waarna formele goedkeuring volgt door de decaan of dienstdirecteur. De diensten Human Resources (HR) en Juridische Zaken (JZ) ondersteunen bij de totstandkoming van detacheringen (denk aan het afstemmen van arbeidsvoorwaarden en het opstellen van overeenkomsten). 

In 2025 zijn de standaard detacheringsovereenkomsten geactualiseerd, mede op basis van de eisen uit de beleidsregel. Bij de herziening is onder meer aandacht besteed aan risico’s op het gebied van arbeidsvoorwaarden, belangenverstrengeling en reputatie. Door gebruik te maken van gestandaardiseerde juridische documenten en de nauwe betrokkenheid van HR en JZ, wordt geborgd dat deze risico’s adequaat worden beheerst.

Overige activiteiten

Onder overige activiteiten vallen met name dienstverlening aan verbonden partijen en om overige diensten die sterk verband houden met de wettelijke taken van de EUR, De totale baten uit overige activiteiten bedroegen in 2024 circa € 5,0 miljoen. Het resultaat van deze diensten wordt verrekend in het publieke eigen vermogen van de EUR. Op basis van een deelwaarneming is vastgesteld dat de EUR deze activiteiten kostendekkend uitvoert, conform de beleidsregel. Hiermee wordt voorkomen dat publieke middelen wegvloeien naar het private domein en/of dat er oneerlijke concurrentie plaatsvindt. 

De eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering en beheersing van deze activiteiten ligt bij de decaan of dienstdirecteur van de betrokken faculteit of dienst. Zij zorgen ervoor dat de activiteiten passen binnen het publieke kader en in overeenstemming zijn met intern beleid en externe regelgeving. Ondersteunende diensten, zoals Juridische Zaken, Concern Control, en Inkoop, toetsen op relevante juridische, financiële en organisatorische risico’s. 

Het College van Bestuur houdt toezicht op de uitvoering en beheersing van deze activiteiten via tussentijdse rapportages, audits en bestuurlijke overleggen. Op die manier wordt de naleving van de beleidskaders structureel gemonitord en wordt waar nodig bijgestuurd.

Valorisatie

De EUR ziet haar valorisatie-activiteiten, conform artikel 1.3 van de WHW, als onderdeel van haar wettelijke taken en daarmee ook als publieke activiteiten. Echter wordt hier voor 2024, vanwege de onduidelijkheid rondom welke valorisatie-activiteiten wel/niet als privaat aangemerkt moeten worden én met het oog op transparante verantwoording, wel apart verantwoording over afgelegd. 

De baten die behoren tot de valorisatie-activiteiten van de EUR bedragen circa € 1,2 miljoen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om baten die voortkomen uit (regionale) samenwerkingsverbanden. De Convergence en Cultuur&Campus zijn mooie voorbeelden van samenwerkingsverbanden die een belangrijke bijdrage leveren aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Een ander voorbeeld van een waardevolle valorisatie-activiteit is het faciliteren van wetenschappelijke congressen. Deze congressen zijn doorgaans voor een breed publiek toegankelijk en worden zonder winstoogmerk opgezet. Het uitwisselen van (wetenschappelijke) kennis staat hierbij centraal. Aangezien de EUR dergelijke activiteiten als publieke activiteiten ziet, worden de voorwaarden uit de beleidsregel niet altijd in acht genomen. Het is met name onzeker of er altijd een integrale kostprijs doorbelast is/wordt.

Overigens ziet de EUR de activiteiten van Erasmus Enterprise ook als valorisatie-activiteiten. Aan het einde van dit hoofdstuk wordt hier een aparte alinea aan gewijd.

De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren en beheersen van valorisatie-activiteiten ligt primair bij de faculteiten en diensten waar de activiteiten plaatsvinden. De decaan of dienstdirecteur is dan ook eindverantwoordelijk. Vanuit verschillende ondersteunende diensten worden juridische, financiële en organisatorische risico’s getoetst en beheerst.

Bovendien houdt het College van Bestuur via tussentijdse rapportages, audits en bestuurlijke overleggen toezicht op de naleving en effectiviteit van bestaand beleid.

Activiteiten binnen verbonden partijen

Hieronder wordt verantwoording afgelegd over de investeringen die de EUR met publieke middelen gedaan heeft in (de activiteiten van) verbonden partijen. 

Stichting Erasmus Sport

De EUR draagt bij aan het welzijn van studenten en medewerkers door onder meer sportvoorzieningen aan te bieden. Hiermee wil de EUR een inspirerende leer- en werkomgeving bevorderen. Deze faciliteiten worden beheerd door Stichting Erasmus Sport. De EUR schaart deze activiteiten onder haar wettelijke taak, wat betekent dat hier in principe geen verantwoording over afgelegd hoeft te worden volgens de beleidsregel. Echter, de EUR kiest ervoor om dit wel te doen in het kader van transparantie. De EUR heeft in 2024 een bijdrage verstrekt van € 1,5 miljoen. Het resultaat van Stichting Erasmus Sport over het kalenderjaar 2024 bedraagt € 0,1 miljoen negatief. 

Stichting Erasmus Sport is verantwoordelijk voor de exploitatie van het sportgebouw op de campus van de EUR. De stichting opereert als zelfstandige organisatie met een eigen bestuur. In de statuten van de stichting is vastgelegd dat bestuursleden benoemd moeten worden door het CvB van de EUR. Daarmee wordt formele betrokkenheid vanuit de universiteit geborgd, zonder dat er sprake is van direct toezicht. Voor een wijziging van de statuten heeft de stichting goedkeuring nodig van het CvB van de EUR. Conform de gemaakte afspraken wordt er periodiek gerapporteerd en vindt er periodiek bestuurlijk overleg plaats tussen de EUR en Stichting Erasmus Sport. 

Erasmus Enterprise BV

De EUR voert verschillende valorisatie-activiteiten uit via Erasmus Enterprise BV (EE). Zo stimuleert EE ondernemerschap onder studenten en medewerkers van de EUR. Verder helpt EE studenten en medewerkers bij het vertalen van kennis (opgedaan bij de uitvoering van onderwijs en onderzoek) naar concrete producten en diensten. EE creëert een infrastructuur/ecosysteem waarin startups (welke zijn opgericht door studenten en medewerkers van de EUR) toegang hebben tot middelen, netwerken en expertises, waardoor kennis efficiënt kan worden omgezet in tastbare producten en diensten. Door academici, studenten en derden samen te brengen, worden kennisuitwisseling en co-creatie gestimuleerd (een kernaspect van valorisatie). 

De activiteiten van Erasmus Enterprise kunnen als valorisatie worden gezien, omdat zij (zonder marktverstoring) academische kennis verbinden met praktische toepassingen die maatschappelijke waarde creëren. Hiermee vallen de activiteiten van EE onder de wettelijke taak van de EUR. In het kader van transparante verantwoording wordt volledigheidshalve vermeld dat de bijdrage vanuit de EUR aan EE in 2024 € 1,7 miljoen bedroeg, uitsluitend bedoeld voor de uitvoering van valorisatie-activiteiten. EE BV heeft over kalenderjaar 2024 een resultaat gerealiseerd van € 0,9 miljoen negatief. 

De statutaire directeur van Erasmus Enterprise B.V. is verantwoordelijk voor de dagelijkse aansturing. Binnen de context van Erasmus Enterprise zijn de belangrijkste risico's vooral financieel, juridisch en strategisch van aard. De Erasmus Universiteit beheerst de risico’s binnen Erasmus Enterprise door een duidelijke governance- en rapportagestructuur en verschillende financiële en juridische controlemechanismen. 

EUR Holding BV

Onder de paraplu van EUR Holding BV opereren verschillende werkmaatschappijen die zich vooral bezighouden met postacademisch onderwijs, onderzoek in opdracht van derden en het verlenen van consultancydiensten. In 2024 behaalde de holding een netto-omzet van € 34,6 miljoen. 

RSM BV

RSM BV houdt zich hoofdzakelijk bezig met het aanbieden van executive- en postacademisch onderwijs. In 2024 hebben de activiteiten van RSM BV een omzet gegenereerd van € 24,0 miljoen.

Samenvattend

Hieronder een totaaloverzicht van de bedragen die behoren tot de verschillende soorten private activiteiten die binnen de EUR uitgevoerd zijn in 2024.

tabel 31
Private activiteiten Private baten* Inschatting van investering met publieke middelen Inschatting van resultaat
Contractonderwijs € 3,0 € 3,0 € -
Contractonderzoek € 4,1 € 3,7 +/+ € 0,4
Verhuur € 9,6 € 9,4 +/+ € 0,2
Detachering € 4,9 € 4,9 € -
Overige activiteiten € 5,0 € 5,0 € -
Valorisatie € 1,2 Onbekend Onbekend
Totaaloverzicht inclusief bedragen van 2023.
Private activiteiten Private baten Inschatting van investering met publieke middelen Inschatting van resultaat
Contractonderwijs € 5,7 € 5,7 € -
Contractonderzoek € 8,0 € 7,3 +/+ € 0,7
Verhuur € 17,6 € 15,9 +/+ € 1,7
Detachering € 10,2 € 9,9 +/+ € 0,3
Overige activiteiten € 7,8 € 7,8 € -
Valorisatie € 1,2 Onbekend Onbekend
Activiteiten waar in beginsel geen baten tegenover staan.
Tegenpartij Financiële bijdrage 2024 Financiële bijdrage 2023 Cumulatieve bijdrage vanuit EUR
Stichting Erasmus Sport € 1,5 € 1,5 € 3,0
Erasmus Enterprise B.V. € 1,7 € 1,7 € 3,4

Notitie helderheid

De notitie ‘Helderheid in de bekostiging van het onderwijs’ uit 2003 en de aanvullende notitie uit 2004 zijn bedoeld om de bekostigde universiteiten en hogescholen helderheid te verschaffen over de interpretatie en toepassing van bestaande bekostigingsregels voor de tellingen van de bekostigingsparameters van 1 oktober 2023 en volgende jaren. Deze notities gaan over negen thema’s.

Uiteenzetting van de thema’s, toegespitst op de situatie bij EUR ultimo 2024

1. Uitbesteding van onderwijs Binnen de EUR is sprake van bekostigd onderwijs door faculteiten in samenwerking met verbonden partijen van de EUR (private organisaties). Tegenover het geleverde onderwijs staat een vergoeding voor initiële bachelor- en masteropleidingen.

De Faculteit Erasmus School of Economics (ESE) besteedt een beperkt deel van het curriculum uit aan FEI BV en Erasmus UPT. Dit betreft specifieke onderwerpen. De faculteit blijft verantwoordelijk voor de onderwijskwaliteit. FEI BV en Erasmus UPT brengen hiervoor kosten in rekening.

De Faculteit Erasmus School of Philosophy (ESPhil) besteedt een beperkt deel van het curriculum uit aan Dutch Research Institiute for Transitions (DRIFT) B.V. en de Master Societal Transitions van het Institute for Housing and Urban Development Studies (IHS). De faculteit blijft verantwoordelijk voor de onderwijskwaliteit. DRIFT brengt hiervoor vanaf 2025 kosten in rekening.

De Faculteit Erasmus School of Social and Behavioural Sciences (ESSB) besteedt een beperkt deel van het curriculum uit aan IHS B.V. (Master in Urban Govenance).

2. Investeren met publieke middelen in private activiteiten Dit thema is vervangen door de beleidsregel ‘Investeren met publieke middelen in private activiteiten’. Hier is een apart onderdeel aan gewijd in het bestuursverslag.

3. Verlenen van vrijstellingen De EUR verleent geen vrijstellingen aan studenten louter voor het aantrekken van studenten en het daarmee verhogen van de Rijksbijdrage, zonder dat hier tegenover een gerede vorm van inspanning staat. Die inspanning dient te zijn vastgesteld door de Examencommissie. 

4. Bekostiging van buitenlandse studenten Alleen studenten van wie de NAW-gegevens bekend zijn bij de EUR en voldoen aan de bekostigingsvoorwaarden tellen mee voor de bekostiging. 

5. Collegegeld niet betaald door de student zelf en profileringsfonds De EUR betaalt geen collegegelden voor studenten. De regelingen van het Profileringsfonds voorzien in financiële compensatie voor studievertraging als gevolg van persoonlijke omstandigheden, in bestuursbeurzen en in fee waivers. In bijlage 7 van het jaarverslag zijn de vereiste gegevens opgenomen voor het profileringsfonds. 

6. Studenten volgen modules van opleidingen Het is mogelijk als niet-student modules of delen van opleidingen te volgen. Dit wordt aanschuif- of contractonderwijs genoemd. Er kunnen één of meerdere losse vakken worden gevolgd, waarbij de deelnemer zich niet inschrijft als student maar als cursist. 

7. Student volgt een andere opleiding dan waarvoor hij is ingeschreven Is niet van toepassing. Studenten volgen aan de EUR de opleidingen waarvoor zij staan ingeschreven. 

8. Bekostiging van maatwerktrajecten Betreffende het initiële onderwijs zijn er geen maatwerktrajecten met bedrijven en andere organisaties afgesloten. 

9. Bekostiging van het kunstonderwijs De EUR heeft met Codarts Rotterdam een Double Degree programma Rotterdam Arts and Sciences Lab (RASL). De studenten staan ingeschreven aan beide instellingen, maar worden bekostigd door Codarts en niet bij de EUR. 

10. Aantal voor de bekostiging mee te tellen studenten De EUR registreert een student die voldoet aan alle inschrijvingsvoorwaarden en waarbij tevens aan alle bekostigingsvoorwaarden is voldaan als bekostigd student in BRONHO, de basisregistratie van studenten in het hoger onderwijs. Een met goed gevolg afgelegd examen wordt eveneens als bekostigd geregistreerd in BRONHO als aan alle bekostigingsvoorwaarden is voldaan.

Verantwoording van bestuursakkoord middelen

Bestuursakkoord

Sinds de invoering medio 2022 hebben de starters- en stimuleringsbeurzen impact op het wetenschappelijk onderzoek. Tot en met 2024 ontving de EUR ongeveer € 89 miljoen aan extra middelen, inclusief de compensatie voor de vaste voet en Van Rijn. Door de bezuinigingen van het kabinet Schoof worden er vanaf 2025 geen nieuwe starters- en stimuleringsbeurzen meer verstrekt. De Tweede kamer nam een amendement aangenomen, waardoor er vanaf 2025 landelijk toch € 40 miljoen aan startersbeurzen beschikbaar komt. Het is nog onduidelijk hoe deze middelen worden ingezet. De ruimte die de beurzen uit het bestuursakkoord creëerden voor onderzoek en het verlagen van de aanvraag druk bij het wetenschappelijk personeel is hierdoor komen te vervallen. Wel worden er aan de universiteiten middelen beschikbaar gesteld voor het beheersen van de werkdruk en talentontwikkeling, maar dit bedrag is aanzienlijk lager.

Starters- en Stimuleringsbeurzen

Startersbeurzen

tabel 32
*k euro Actieve beurzen in 2024 Man Vrouw Budget 2024 Realisatie direct 2024 Realisatie indirect 2024 Realisatie 2024   Budget '22-24 Realisatie '22-'24
Gezondheid 96 50 46  5.400   645   600   1.245     9.307   1.273 
Economie 54 31 23  6.480   2.378   720   3.098     17.293   3.344 
Recht 16 9 7  2.700   424   300   724     6.351   782 
Gedrag & Maatschappij 29 4 25  6.210   881   690   1.571     12.815   1.597 
Diversen 4 1 3  270   69   30   99     990   99 
Centraal 0 0 0  4.094   -   2.691   2.691     9.618   8.935 
   199   95   104   25.154   4.397   5.031   9.427     56.374   16.030 

De realisatie van startersbeurzen is 37% van het budget. FGG (€ 4,7 miljoen) en ESE (€ 0,2 miljoen) gebruikten stimuleringsbeurzen om startersbeurzen te bekostigen. 

Stimuleringsbeurzen

tabel 33
*k euro Actieve beurzen in 2024 Budget 2024 Realisatie direct Realisatie indirect Realisatie 2024   Man Vrouw Totaal
ESE 13 2166 720 241 961   6 7 13
ESL 22 1478 646 164 810   12 10 22
ESSB 0 2075 3 231 234        
RSM 0 2507 0 279 279        
ESHPM 22 732 455 81 536   9 13 22
ESPhil 0 292 94 32 127        
ESHCC 0 824 416 92 508        
ISS 2 276 151 31 181   1 1 2
FGG/ EMC 7 2669 168 297 464   4 3 7
Centraal   1446 0 1446 1446        
  66 14465 2653 2893 5546   32 34 66

De realisatie van stimuleringsbeurzen bedraagt 38% van het budget. 

Op basis van de jaarrekeningcijfers 2023 is een integraal kostprijsmodel (IKP-model) ontwikkeld. Dit model vormt de basis voor de integrale kostprijsberekening bij private activiteiten. De uitkomst van het IKP-model is een opslagpercentage voor indirecte kosten ten opzichte van de personele lasten. In dit opslagpercentage worden zowel de facultaire als de centrale overhead toegerekend. Daarnaast wordt er een percentage voor risico-opslag toegevoegd. Het IKP-model geeft een opslagpercentage dat, afhankelijk van de salarisschaal en -trede van de betrokken medewerker, vaak ruim boven de 20% uitkomt. Hierbij is rekening gehouden met een risico-opslag van 2,3%. Het bestuursakkoord schrijft voor dat maximaal 20% van de ontvangen middelen mag worden ingezet voor indirecte kosten. Daarom maximeert de EUR het overheadpercentage met betrekking tot de starters- en stimuleringsbeurzen op 20%. Dat is overeenkomstig het bestuursakkoord.

Voor een inhoudelijke toelichting op de starters- en stimuleringsbeurzen wordt verwezen naar Hoofdstuk 5: Onderzoek – impact voor de wereld.

Sectorplannen

De EUR participeert in de sectorplannen Medisch (met de faculteiten Geneeskunde en ESHPM) en SSH (ESE, RSM, ESHCC, ESSB en ESPhil). Het sectorplan SSH bestaat uit de sectoren Geesteswetenschappen (GW) en Sociale Wetenschappen (SW) en bevat daarnaast een dwarsdoorsnijdend thema. In het dwarsdoorsnijdende thema ‘SSHBreed@EUR’ werken ESE, RSM, ESHCC, ESPhil en ESSB interdisciplinair met elkaar samen. ESHCC participeert daarnaast met ESPhil in het sectorplan van GW, en met ESSB in het sectorplan van Disciplineorgaan Sociale Wetenschappen. Hieronder volgt een korte toelichting op de voortgang van het SSH sectorplan, per faculteit in duizenden euro’s.

tabel 34
*k euro   Budget Realisatie Buget vs realisatie Besteding 2024
ESE SSH 1333 1454 121 109%
ESL SSH 1103 825 -278 75%
ESSB DSW 2729 2456 -273 90%
ESSB SSH 1103 828 -275 75%
RSM SSH 1539 1699 160 110%
ESHCC SSH 1677 1464 -213 87%
ESPhil SSH 709 474 -235 67%
SSH/DSW   10193 9200 -993 90%
Medisch   6299 6232 -67 99%

Sectorplannen SSH-Breed

ESE is actief in SSH-Breed

ESE-onderzoekers zijn vooral betrokken bij Thema 4 Digital Decision Support (voornamelijk econometristen met psychologen van ESSB) en Thema 5 New Ways of Working (bedrijfseconomen, in samenwerking met bestuurskundigen/sociologen van ESSB en bedrijfskundigen van RSM). Deze samenwerking opent de deur naar vernieuwend onderzoek. Dat gaat bijvoorbeeld over in hoeverre managers anders beslissen als ze worden ondersteund door recommender systems. Onder welke omstandigheden vertrouwen ze de (AI-)adviezen van ‘de computer’? Tegelijkertijd is het belangrijk om te zorgen dat mensen die zich in zo’n samenwerking storten en bijvoorbeeld gaan publiceren in tijdschriften buiten het eigen vakgebied, niet in de knel komen door disciplinaire indicatoren die vooral publicaties in de ‘eigen’ tijdschriften honoreren.  

Ontwikkelingen van SSH-sectorplannen bij ESHCC

Na de start van de negen universitair docenten (UDs) en vier postdocs gefinancierd door de SSH-sectorplannen in 2022/2023, is in 2024 ingezet op de bevordering van vier UDs naar universitair hoofddocenten (UHDs). Dit is in lijn met het idee achter het sectorplan dat met het benoemen van UDs ook de bevordering van UHDs nodig is om zo een goede opbouw in de staf te behouden. De SSH-UDs en UHDs bij ESHCC werken aan drie thema’s: Cultureel Erfgoed en Identiteit, Humane AI en SSH-Breed. Er is een natuurlijke kruisbestuiving tussen deze thema’s. Terwijl er op nationaal niveau samenwerking ontstaat op themaniveau via netwerkbijeenkomsten en congressen, zien we dat de verbinding ook binnen de faculteit wordt opgezocht. Recent hebben de betrokken collega's een plan van aanpak opgesteld om de sectorplannen binnen en buiten ESHCC nog beter onder de aandacht te brengen. Ter ondersteuning wordt vanuit het Research Office capaciteit beschikbaar gesteld om de SSH-UDs en UHDs te ondersteunen.

In september 2024 organiseerde ESHCC in samenwerking met Decanenoverleg Letteren en Geesteswetenschappen het eerste landelijke SSH-congres op het gebied van Cultureel Erfgoed en Identiteit op de Erasmus Universiteit. Het congres had als doelen: a) Kennismaken tussen de diverse onderzoeksgroepen werkzaam bij verschillende universiteiten op dit thema; b) uitwisselen van beoogde doelen en expertise binnen sectorplan thema; en c) afspraken maken over samenwerkingskansen in de komende tijd. Een vervolg op dit congres staat gepland voor mei 2025 in Groningen.

Ontwikkelingen bij ESL door sectorplan SSH-Breed

Het sectorplan Rechtsgeleerdheid, gefinancierd vanuit het SSH Domeinbeeld uit 2019, kende in 2024 afrondende werkzaamheden en een end review. Onduidelijk is nog of middelen voor de strategische speerpunten uit dit sectorplan een plek vinden in de lumpsum van de betrokken universiteiten.

Het SSH-Breed programma stelde ESL in staat om de aanwezige expertise op het gebied van digitalisering centraal te stellen in haar onderzoeksprofiel en te verbinden aan relevante initiatieven op campus en daarbuiten. Ook is geïnvesteerd in het samenvoegen van expertise op digitalisering door het oprichten van een nieuw center of excellence: Erasmus Centre of Law and Digitalisation (ELCD). Binnen ESL zijn maandelijkse onderzoeksseminars gehouden, gericht op het aanjagen van samenwerking en kennisuitwisselingen over disciplines heen. Ook fungeerden deze seminars als basis voor interdisciplinaire en inter-institutionele samenwerking met partners op de lange termijn buiten de EUR en in ieder geval buiten Nederland. Voorbeelden zijn de conferentie Security in the Digital Age (met Amsterdam LAw & Technology Institute, en de samenwerking met de Dublin City University voor de European Master in Law, Data and Artificial Intelligence (EMILDAI) en Europese PhD-programma’s in Law, Data, and Artificial Intelligence (EPILDAI.

ESPhil is actief in GW en SSH-Breed

ESPhil heeft vier UDs aangesteld (4 fte) op het budget van de sectorgelden. De UDs zijn aangesteld conform de ingediende plannen en dragen bij aan interfacultaire samenwerking en binnen ESPhil dragen zij bij aan en over de verschillende thema's heen.

ESSB in SW en SSH-Breed

In 2024 kwam bij het sectorplan van SW één UD-positie vrij en die werd weer ingevuld. Hiermee zijn voor 2024 alle UD-posities ingevuld. De UDs leveren een belangrijke bijdrage aan het verlagen van de werkdruk en aan de nationale en lokale samenwerking op de thema’s van het sectorplan. De kwartiermakers dragen samen met de UDs zorg voor de uitvoering van de eerder opgestelde plannen op vlak van onderzoek, onderwijs en impact. De laboratoriumcoördinatoren bieden ondersteuning bij de ontwikkeling van op co-creatie gerichte ontwerp- en interventie-methodologieën. Op het gebied van infrastructuur zijn er verschillende investeringen gedaan, waaronder het ontwikkelen van een co-creatie ruimte en de aanschaf van diverse apparatuur voor het Erasmus Behavioural Lab. Ook worden er vanuit sectorplangelden fMRI scanuren beschikbaar gesteld, wat zal leiden tot meer interdisciplinaire samenwerking. De bestedingen voor infrastructuur kwamen langzaam op gang. Ondanks dat nu de eerste uitgaven zijn gedaan, zal dit een belangrijk focuspunt blijven om onderbesteding in te lopen. 

Ook bij SSH-Breed zijn in 2024 alle posities ingevuld. De labcoördinator die eerder op het SSH-sectorplan stond aangesteld is vervangen door een labcoördinator/programmeur voor het Erasmus Behavioural Lab. Het materieel budget is gebruikt voor het bezoeken van conferenties, het organiseren van workshops en het organiseren van symposia. Deze activiteiten bieden de mogelijkheid tot het aangaan van nieuwe samenwerkingen en het bouwen aan relaties. Daarnaast draagt het bij aan de KPI ‘Organisatie van en bijdragen aan internationale en nationale conferenties’. 

RSM is actief in SSH-Breed

Bij de uitvoering van het plan ‘SSHBreed@EUR’ is er gekozen voor 5 in plaats van de oorspronkelijk geplande 6activiteiten. RSM heeft hiervoor twee thema leads aangesteld. RSM's academische gemeenschap is zich bewuster van de SSH-Breed activiteiten en is gemobiliseerd om actief bij te dragen aan het plan, de geïdentificeerde KPI’s en de onderzoeksprofilering. Een voorbeeld is de focus op het publiceren over onderwerpen die in het verlengde liggen van de ‘SSHBreed@EUR’-thema's en het actief scouten van beurzen gerelateerd aan deze thema's.

Het grootste deel van de middelen wordt besteed aan human capital (11 fte wetenschappelijk personeel). De medewerkers voeren onderzoek uit, ontwikkelen onderwijsactiviteiten (bijvoorbeeld het herontwerp van de BSc track rondom digitalisering), dragen bij aan de in maart 2025 te houden SSH-Breed conferentie en schrijven grant proposals voor de ‘SSHbreed@EUR’ thema's.