Spring naar inhoud

Hoofdstuk 7 Financiën

Inleiding

In dit hoofdstuk van het bestuursverslag richten we onze aandacht op de financiële aspecten die het afgelopen jaar van invloed waren op de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) en werpen we een blik op de toekomst. Financiële gezondheid van onze universiteit is immers randvoorwaardelijk om onze missie en doelstellingen te kunnen realiseren.

Het financiële landschap waarin de EUR opereert, is voortdurend in beweging. Externe ontwikkelingen volgen elkaar in rap tempo op en hebben een impact op de gehele samenleving, en dus ook op de EUR, haar studenten en medewerkers.

Het vooruitzicht op rustiger vaarwater lijkt vooralsnog niet in zicht. Wijzigingen in de bekostiging van universiteiten, de onzekere effecten van politieke ontwikkelingen (zoals de komst van een nieuw kabinet) en extreme prijsstijgingen die slechts gedeeltelijk worden gecompenseerd door OCW, zetten onze interne organisatie onder druk. Deze ontwikkelingen vergen een nauwgezette aanpak en strategische planning om ervoor te zorgen dat de EUR financieel stabiel blijft en haar kerntaken kan blijven vervullen. In dit hoofdstuk gaan we verder in detail in op de financiële stand van zaken van de EUR, met inbegrip van een analyse van onze financiële resultaten, investeringen, en de genomen maatregelen om de financiële positie te versterken en toekomstbestendig te maken. Daarnaast leggen we verantwoording af over de naleving van ons treasurybeleid, de notitie helderheid en de beleidsregels 'investeringen van publieke middelen in private activiteiten'. Verder verantwoorden we, conform de code goed bestuur, de declaraties van het College van Bestuur (CvB). Tot slot leggen we verantwoording af over de inzet van de NPO- en bestuursakkoordmiddelen.

Financiële positie

tabel 13

In M€ Actuals 2023 Actuals 2022 Begroting 2023   Afwijking t.o.v begroting Afwijking t.o.v. 2022
Rijksbijdrage 429,8  406,4  446,0   -16,2 23,4
Collegegelden 80,9  59,0  80,1   0,8 21,9
Baten werk i.o.v. derden 236,0  218,9  221,8   14,2 17,1
Overige baten 115,8  125,7  111,2   4,6 -9,9
Totaal baten 862,5  810,0  859,1   3,4 52,5
             
Personeelslasten eigen personeel 572,0  514,6  604,3   -32,3 57,4
Personeel niet in loondienst 37,9  37,1  32,9   5,0 0,8
Afschrijvingen 54,1  39,1  44,1   10,0 15,0
Huisvestingslasten 41,7  36,6  44,5   -2,8 5,1
Overige lasten 187,2  177,4  166,5   20,7 9,8
Totaal lasten 892,9  804,8  892,3   0,6 88,1
             
Saldo baten en lasten -30,4  5,2  -33,2   2,8 -35,6
             
Financiële baten en lasten 7,5  12,0  0,6   6,9 -4,5
Belastingen 0,2  0,0  0,0   0,2 0,2
             
Resultaat -22,7  17,2  -32,6   9,9 -39,9
             
Aandeel derden in resultaat -3,0  5,5  -17,0   14,0 -8,5
             
Nettoresultaat -19,7  11,7  -15,6   -4,1 -31,4

Analyse resultaat 2023

Het geconsolideerde nettoresultaat bedraagt € -19,7 miljoen, na aftrek van het ‘resultaat aandeel derden’[1] ad € -3,0 miljoen.

Het geconsolideerde nettoresultaat ad € -22,7 miljoen, inclusief het resultaat van FGG/Erasmus MC, is het startpunt voor het hierna toegelichte genormaliseerde resultaat (het resultaat exclusief significante incidentele posten). 

Het negatief resultaat, inclusief FGG/Erasmus MC, wordt in belangrijke mate beïnvloed door de incidentele baten en lasten in het volgende schema:

[1] Betreft hier het resultaat dat is gerealiseerd met de O&O-activiteiten van het Erasmus MC. Conform de verslaggevingsregels worden alleen de baten en lasten van de O&O-activiteiten meegeconsolideerd in de jaarrekening van de EUR. Het resultaat dat wordt gerealiseerd met de O&O-activiteiten is bestemd voor het Erasmus MC, vandaar dat dit bedrag in de exploitatierekening uiteindelijk in minderering wordt gebracht op het totale resultaat.

Genormaliseerd resultaat 2023 inclusief FGG/Erasmus MC resultaat

tabel 14

Bedragen x € 1 miljoen 2023 2022 Afwijking 2023 t.o.v. 2022  
Resultaat voor normalisatie -22,7 17,2 -39,9  
         
1. Bijzondere waardevermindering geactiveerde plankosten Eread 14,2      
2. Dotatie reorganisatievoorziening 6,3      
3. Resultaat verkoop aandelenbelangen -3,8      
         
4. CAO-effect (overige) personel lasten 5      
5. Initiële vorming van de voorziening vitaliteit 2,2      
6.Vrijval dekking overhead niet-normatieve rijksbijdragen (deel 2022) -2,4      
         
Totaal incidentele resultaateffecten 21,5 -21,6    
         
Resultaat na normalisatie -1,2 -4,4 3,2  

Het genormaliseerde resultaat, inclusief FGG/Erasmus MC resultaat, is significant beter dan het resultaat volgens de geconsolideerde jaarrekening – maar nog steeds negatief. De normalisatie heeft betrekking op:

  1. De bijzondere waardevermindering op geactiveerde plankosten als gevolg van gewijzigde vastgoedplannen voor het project ‘Eread’;
  2. De (significante) dotatie aan de reorganisatievoorziening, die incidenteel van aard is en daarom aangemerkt als normalisatie;
  3. Het verkoopresultaat als gevolg van het afstoten van aandelenbelangen in ‘HBM’ en ‘Quantib/Radnet’;
  4. Het effect van de CAO-stijging op de personele voorzieningen, die in 2023 dusdanig hoog was (9 % per 1 augustus 2023) dat dit als incidenteel aangemerkt kan worden;
  5. De voorziening vitaliteit die initieel gevormd is en ten laste van het resultaat komt. De voorziening vitaliteit is niet eerder gevormd en daarom als normalisatie toegepast;
  6. De mutatie (een baat verantwoord in de exploitatie) die betrekking heeft op de balanspost ‘starters- en stimuleringsbeurzen’ en houdt verband met de dekking van overhead. Doordat in dit bedrag € 2,4 miljoen betrekking heeft op de ontvangen middelen in 2022 maar waarvan dus de mutatie is verwerkt in het huidig financieel jaar 2023, is dit gecorrigeerd om te komen tot het genormaliseerd exploitatieresultaat 2023.

De eerste drie normalisaties waren van invloed op het resultaat (aandeel derden) van FGG/Erasmus MC voor het jaar 2023. 

Vergelijking met de begroting 2023

Baten ten opzichte van de begroting
  • De ‘Rijksbijdrage’ is lager dan begroot doordat de (ontvangen) niet-normatieve middelen uit het bestuursakkoord achteraf bezien onterecht volledig als opbrengsten zijn opgenomen in de begroting 2023. Opbrengsten worden echter verantwoord naarmate de daaraan gerelateerde activiteiten plaatsvinden c.q. daaraan gerelateerde kosten worden gemaakt. Dit effect wordt deels gecompenseerd door een hogere indexatie dan begroot en aanvullende middelen die als lumpsum in 2023 zijn ontvangen.
  • De ‘collegegeldbaten’ zijn hoger dan begroot door meer niet-EER studenten en een stijging van de bovenwettelijke instellingstarieven.
  • De ‘baten werk in opdracht’ zijn hoger dan begroot. Dit komt met name door hoger gerealiseerde EMF-baten voor contractonderzoek voor de faculteit der Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen. Deze baten zijn voor 2023 te conservatief begroot.
  • De ‘overige baten’ zijn hoger dan begroot als gevolg van een onvoorziene Pro Rata BTW baten van € 3,6 miljoen. De rentebaten waren begroot onder overige baten (€ 0,8 miljoen) terwijl de realisatie ad € 4,2 miljoen onder de financiële baten en lasten is opgenomen. 
Lasten ten opzichte van de begroting
  • De totale personele lasten zijn lager dan begroot. De ‘Personeelslasten eigen personeel’ zijn lager vanwege het niet vervullen van uitstaande vacatures als gevolg van krapte op de arbeidsmarkt. De ‘personeelslasten niet in loondienst’ daarentegen zijn hoger dan begroot om het gebrek aan capaciteit op te vangen voor lopende projecten en programma’s. Tot slot is sprake van een prijseffect doordat de CAO-indexatie significant hoger uitviel ten opzichte van de begrote indexatie voor het boekjaar 2023.
  • De ‘huisvestingslasten’ zijn lager dan begroot. Dit houdt verband met te hoge begrote huisvestingslasten in de initiële begroting van Erasmus MC (O&O) die naderhand zijn bijgesteld. Als hiervoor wordt gecorrigeerd, liggen de huisvestingslasten in 2023 in lijn met de begroting.
  • De hogere ‘overige lasten’ ten opzichte van de begroting houdt verband met verschillende en uiteenlopende factoren die lager zijn opgenomen in de begroting 2023 en wordt onder meer en met name veroorzaakt door het gebruik van kantoorbenodigdheden en kosten die samenhangen met de uitvoering van projecten.
  • De afschrijvingslasten zijn hoger dan begroot. Dit houdt verband met een bijzondere waardevermindering op geactiveerde plan- en voorbereidingskosten (vastgoedproject Eread). Deze zijn verantwoord in de afschrijvingslasten en niet begroot voor 2023.
  • Het ‘Resultaat aandeel derden’ betreft het aandeel van de onderwijs -en onderzoeksactiviteiten van het Erasmus MC (O&O). Dit resultaat is hoger dan initieel begroot. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de begroting zoals gepresenteerd in de jaarrekening 2023 voor Erasmus MC O&O significant is bijgesteld. Deze bijstelling heeft tot gevolg gehad dat het begrotingsresultaat voor Erasmus MC O&O € 1,7 miljoen positief is geweest voor 2023. Het resultaat 2023 van Erasmus MC O&O wordt (ten opzichte van het bijgestelde begrotingsresultaat van € 1,7 miljoen positief) in belangrijke mate beïnvloed door incidentele baten en lasten, zoals opgenomen in de hierboven opgenomen tabel met toegepaste normalisaties voor het jaar 2023 (en niet zijn begroot).

Vergelijking met realisatie 2022

Baten ten opzichte van de realisatie 2022
  • De ‘Rijksbijdrage’ stijgt in 2023 door het Bestuursakkoord. 
  • De stijging van de ‘collegegeldbaten’ wordt met name veroorzaakt door het opheffen van de tijdelijke maatregel tijdens corona waarin collegegeld werd gehalveerd.
  • De ‘Baten werk in opdracht van derden’ zijn hoger, waarvan € 14,5 miljoen betrekking heeft op de faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen. Dit hangt samen met een toename van EMF-onderzoeksactiviteiten en een stijging van tarieven (indexatie). Daarnaast treedt een verschuiving op vanuit detachering (‘overige baten’) naar EMF-onderzoeksactiviteiten. Tot slot wordt de stijging veroorzaakt door hogere baten uit geleverd contractonderwijs. 
  • De ’overige baten’ zijn lager, waarvan € 8 miljoen betrekking heeft op faculteit van Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen. In 2022 heeft Erasmus MC (O&O) een deel van haar ontvangen Rijksbijdrage voor de werkplaatsfunctie toegerekend aan de onderwijs- en onderzoeksactiviteiten onder de ‘overige baten’. Voorts was er sprake van lagere doorbelastingen, doordat er meer een verschuiving optreedt richting EMF-onderzoeksactiviteiten voor het Erasmus MC (O&O). 
Lasten ten opzichte van de realisatie 2022
  • De stijging van de totale ‘Personeelslasten’ worden veroorzaakt door een combinatie van de CAO-stijging en een toename van het gemiddelde aantal FTE. 
  • De ‘afschrijvingslasten’ in 2023 zijn toegenomen als gevolg van een bijzondere waardevermindering op geactiveerde plan- en voorbereidingskosten voor het vastgoedproject ‘Eread’ (FGG/ Erasmus MC) ad € 14,2 miljoen. 
  • De ‘huisvestingslasten’ in 2023 zijn gestegen als gevolg van toegenomen en verricht onderhoud in 2023. Het betreft zowel periodiek als incidenteel onderhoud. Onderhoudskosten zijn door indexatie hoger dan in 2022.
  • Het resultaat ‘Aandeel van derden’ betreft het resultaat van de onderwijs- en onderzoeksactiviteiten van het Erasmus MC. Het resultaat in 2023 is lager dan in 2022 en wordt in belangrijke mate beïnvloed door een aantal incidentele posten zoals opgenomen in de bovenstaande tabel met de toegepaste normalisaties (inclusief het resultaat FGG/Erasmus). De incidentele bijdrage van de Erasmus Universiteit Rotterdam is onderdeel van het resultaat ‘Aandeel van derden’. Daarnaast zijn de stijgende EMF-onderzoeksgelden in 2023 ook van invloed geweest op het resultaat 2023 (ten opzichte van 2022).

Balans en ontwikkeling in kasstromen

tabel 15

  2023 2022 Begroting 2023   Afwijking t.o.v begroting Afwijking t.o.v. 2022
Activa            
Vaste activa            
Immateriële vaste activa 3,0 4,3 4,6   -1,6 -1,3
Materiele vaste activa 289,8 297,6 260,4   29,4 -7,8
Financiële vaste activa 1,5 0,4 0,4   1,1 1,1
Totaal vaste activa 294,3 302,3 265,4   28,9 -8,0
             
Vlottende activa            
Voorraden 0,0 0,0 0,1   -0,1 0,0
Vorderingen uit collegegelden 0,7 1,0 1,7   -1,0 -0,3
Overige vorderingen 39,1 35,2 37,1   2,0 3,9
Liquide middelen 148,6 127,8 46,5   102,1 20,8
Totaal vlottende activa 188,4 164,0 85,4   103,0 24,4
             
Totaal activa 482,7 466,3 350,8   131,9 16,4
             
Passiva            
Eigen vermogen 211,1 230,8 174,6   36,5 -19,7
             
Voorzieningen 26,0 22,3 18,9   7,1 3,7
             
Langlopende schulden 7,3 7,4 7,6   -0,3 -0,1
             
Kortlopende schulden 238,3 205,8 149,7   88,6 32,5
             
Totaal passiva 482,7 466,3 350,8   131,9 16,4
Activa ten opzichte van begroting 2023
  • De ‘Materiële vaste activa’ zijn hoger dan begroot en dat komt vooral door een foutieve doorrekening van de begrote investeringen voor het jaar 2023. De begrote investeringsuitgaven zijn als een ingaande kasstroom opgenomen terwijl dit een uitgaande kasstroom betreft. Dit is aangepast voor de begroting 2024.
  • De ‘Liquide middelen’ zijn significant hoger dan begroot. Er is sprake geweest van een foutieve doorrekening van de begrote investeringen voor het jaar 2023 (zie toelichting op de ‘Materiële vaste activa’). Verder zijn de liquide middelen met name hoger dan begroot als gevolg van de extra middelen die vanuit het bestuursakkoord zijn ontvangen in 2023, maar lager zijn begroot voor 2023. 
Passiva ten opzichte van begroting 2023
  • Het ‘Eigen vermogen’ is significant hoger dan begroot en wordt voornamelijk veroorzaakt door het cumulatief verschil in de gerealiseerde resultaten en begrotingsresultaten over de afgelopen jaren. Het eigen vermogen per eind 2022 bedroeg €230,8 miljoen (realisatie) en het begroot eigen vermogen €207,2 miljoen. Voorts is in 2023 het negatief begrotingsresultaat (initieel) voor FGG/ Erasmus MC over 2023 (ad €17 miljoen negatief) incorrect opgenomen als onderdeel van het begroot eigen vermogen 2023. Het gerealiseerd resultaat voor het jaar 2023 wijkt niet significant af ten opzichte van het begrotingsresultaat. 
  • De ‘Kortlopende schulden’ zijn hoger dan begroot met name als gevolg van de extra middelen die vanuit het bestuursakkoord zijn ontvangen in 2023 maar niet volledig zijn besteed in 2023. Het niet-bestede deel van de bestuursakkoord middelen zijn opgenomen in de kortlopende schulden. Echter is in de begroting geen rekening gehouden met passivering van niet-bestede bestuursakkoord-middelen in de balans. Daarnaast valt de verplichting voor ‘vakantiedagen en -gelden’ hoger uit als gevolg van de hogere CAO-indexatie in 2023 ten opzichte van begroot. 
Activa ten opzichte van realisatie 2022
  • De ‘Materiële vaste activa’ dalen onder meer als gevolg van de lineaire afschrijving op gebouwen en terreinen en inventaris en apparatuur. De investeringen hebben met name betrekking op verschillende vastgoedinvesteringen in het kader van het CiO III programma waaronder de renovatie van de collegezalen in het J-Gebouw, uiteenlopende investeringen in inventaris en apparatuur en investeringen in warmte koude opslag (WKO)-systemen voor de verschillende gebouwen. De investeringen die zijn geclassificeerd als ‘In uitvoering en vooruitbetalingen’ worden niet afgeschreven omdat deze nog niet in gebruik zijn genomen in 2023 en houden voornamelijk verband met investeringen in WKO-systemen. 
  • In 2023 zijn de ‘Liquide middelen’ gestegen, door de ontvangen middelen in 2023 uit het bestuursakkoord die nog niet (volledig) zijn besteed. Dit had een positieve impact op het werkkapitaal en de operationele kasstroom in 2023. 
Passiva ten opzichte van realisatie 2022
  • Het ‘Eigen vermogen’ daalt als gevolg van het negatieve resultaat in 2023.
  • De ‘Kortlopende schulden’ stijgen door de extra middelen die vanuit het bestuursakkoord zijn ontvangen in 2023 maar niet volledig zijn besteed in 2023. Daarnaast is de verplichting voor ‘vakantiedagen en -gelden’ toegenomen als gevolg van de CAO-indexatie in 2023. 

Ontwikkeling Ratio's 2023

Ratio's

tabel 16

Ratio's financieel toezicht Inspectie van het Onderwijs        
Ratio's Definitie Signalingswaarde lvhO Actuals 2023 Actuals 2022
Liquiditeit (Vorderingen + liquide middelen) / kortlopende schulden < 0,5 0,79 0,8
Solvabiliteit II (Eigen vermogen + voorzieningen) / totale vermogen x 100% < 0,30 0,49 0,54
Absolute omvang liquide middelen Balanspositie ultimo balansdatum
< € 2 miljoen  148,6  127,8
Signaleringswaarde voor toezicht op publiek eigen vermogen        
Ratio's Definitie Signalingswaarde lvhO Actuals 2023 Actuals 2022
Bovenmatig Eigen Vermogen De signaleringswaarde bovenmatig publiek eigen vermogen is:
(0,5*aanschafwaarde gebouwen*1,27)+(boekwaarde overige materiële vaste activa) +(omvangafhankelijke rekenfactor*totale baten)
Feitelijk publiek vermogen > normatief eigen vermogen Feitelijk publiek vermogen: €166,9 miljoen.
Normatief eigen vermogen: €340 miljoen
€300 miljoen
Overige ratio's Inspectie van het Onderwijs        
Ratio's Definitie Signalingswaarde lvhO Actuals 2023 Actuals 2022
Rentabiliteit (1-jarig) Resultaat jaar t / totale baten t x 100% < -10% -2,3% 1,4%
Rentabiliteit (2-jarig) (retrospectief) ∑ (Resultaat jaar t-1; resultaat jaar t) / ∑ (totale baten jaar t-1; totale baten jaar t) x 100% < -5% -2,1% 0,6%
Rentabiliteit (2-jarig) (prospectief) ∑ (Resultaat jaar t; resultaat jaar t+1) / ∑ (totale baten jaar t; totale baten jaar t+1) x 100% < -5% -2,5% -0,2%
Rentabiliteit (3-jarig) (retrospectief) ∑ (Resultaat jaar t-2; resultaat jaar t-1); resultaat jaar t) / ∑ (totale baten jaar t-2; totale baten jaar t-1; totale baten jaar t) x 100% < 0% -0,4% -0,5%
Rentabiliteit (3-jarig) (prospectief) ∑ (Resultaat jaar t; resultaat jaar t+1; resultaat t+2) / ∑ (totale baten jaar t; totale baten t+1; totale baten jaar t+2) x 100% < 0% -2,7% -0,1%
Weerstandsvermogen Eigen vermogen / totale baten x 100% < 5% 24,5% 28,5%
Ontwikkeling solvabiliteit

De solvabiliteit daalde als gevolg van het negatieve resultaat in 2023 en een toename van de kortlopende schulden, voornamelijk door een stijging van de niet-normatieve rijksbijdragen (middelen uit het bestuursakkoord). Het negatief resultaat heeft tevens geleid tot een negatieve rentabiliteit voor 2023.

Ontwikkeling liquiditeit

Zowel de onderwijsinspectie als de interne richtlijnen hanteren een signaleringswaarde van 0,5 voor de liquiditeitsratio. Op basis van de geconsolideerde cijfers 2023 komt de liquiditeitsratio voor 2023 boven de signaleringswaarde van 0,5 uit. De liquiditeitsratio is onderhevig aan veranderende (markt)omstandigheden en kan variëren. Hierdoor fungeert de signaleringswaarde als indicator in plaats van als vast gegeven.

Door de verwachte vastgoedinvesteringen van het CiO III (en IV) programma in de komende jaren zal de liquiditeitspositie onder druk komen te staan. Naar verwachting ontstaat er een financieringsbehoefte in 2025 als de CiO-investeringen op basis van de recente investeringsraming qua omvang en timing worden gerealiseerd. Zie ook de toelichting opgenomen in de paragraaf ‘Investeringen’. Hierdoor ontstaat er een negatieve liquiditeitsratio vanaf 2025. In deze negatieve liquiditeitsratio vanaf 2025 is echter nog geen rekening gehouden met invulling van de financieringsbehoefte middels aantrekken van een financiering (en de gerelateerde financieringslast). Indien de financiering wordt aangetrokken en daarmee toekomstige tekorten worden gedekt, zal er geen sprake zijn van een materiele afwijking van de van toepassing zijnde signaleringsgrenzen.

Signaleringswaarde mogelijk bovenmatig publiek eigen vermogen

Het feitelijk eigen vermogen (publiek deel van het eigen vermogen) van de EUR bedraagt ultimo boekjaar 2023 € 166,9 miljoen. Het normatief eigen vermogen bedraagt voor de EUR ultimo boekjaar 2023 € 340 miljoen. 

Het publiek eigen vermogen komt daarmee niet boven de signaleringswaarde voor mogelijk bovenmatig publiek eigen vermogen van onderwijsinstellingen. 

De cijfers zoals opgenomen in de enkelvoudige balans en de enkelvoudige staat van baten en lasten vormen de grondslag voor het berekenen van het feitelijk eigen vermogen en het normatief eigen vermogen.

Signaleringswaarde mogelijk bovenmatig publiek eigen vermogen

Het feitelijk eigen vermogen (publiek deel van het eigen vermogen) van de EUR bedraagt ultimo boekjaar 2023 € 169 miljoen. Het normatief eigen vermogen bedraagt voor de EUR ultimo boekjaar 2023 € 340 miljoen. 

Het publiek eigen vermogen komt daarmee niet boven de signaleringswaarde voor mogelijk bovenmatig publiek eigen vermogen van onderwijsinstellingen. 

De cijfers zoals opgenomen in de enkelvoudige balans en de enkelvoudige staat van baten en lasten vormen de grondslag voor het berekenen van het feitelijk eigen vermogen en het normatief eigen vermogen.

Continuïteitsparagraaf

Inleiding

De continuïteitsparagraaf geeft inzicht in de meerjarige externe en interne toekomstige ontwikkelingen die relevant zijn voor de ontwikkeling van het resultaat en het vermogen.

We starten met een toelichting op belangrijke externe ontwikkelingen, gevolgd door een toelichting op elementen uit de meerjarenbegroting. De meerjarenbegroting is vastgesteld door het CvB op 7 november 2023 en goedgekeurd door de Raad van Toezicht op 18 december 2023.

Belangrijke externe ontwikkelingen

Economisch klimaat

Het economische klimaat in het hoger onderwijs wordt beïnvloed door verschillende factoren, onder meer door het overheidsbeleid over de onderwijsbudgetten, ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en internationalisering. De aanhoudende oorlog in Oekraïne en de gevolgen na de coronacrisis hebben in 2023 de opwaartse prijstrend in stand gehouden. De prijzen van energie stegen hard, wat direct (kosten voor energieverbruik) en indirect (kostprijsverhoging producten en diensten door hogere energiekosten) bijdroeg aan de inflatie. De inflatie heeft ook invloed op de loonontwikkeling in de CAO. Deze loonstijgingen worden wellicht niet volledig gecompenseerd door OCW. Ook de collegegeldbaten stijgen in het huidige collegejaar onvoldoende mee met de inflatie. De inflatie liep begin 2024 terug. 

Politiek klimaat  

In juli 2023 bood het kabinet Rutte IV haar ontslag aan. Door het demissionair worden van het kabinet, is een aantal belangrijke beslissingen c.q. wetten nog niet behandeld. Het betekent een stevige vertraging in de besluitvorming over een aantal voor de EUR cruciale onderwerpen zoals de Wet Internationalisering in Balans (WIB). De impact van de WIB en de BSA zal per faculteit verschillen. 

Op 16 mei presenteerden PVV, VVD, NSC en BBB het Hoofdlijnenakkoord (HLA) 2024-2028. Hoewel de nadere uitwerking nog volgt na de formatie van het nieuwe kabinet, is nu al duidelijk dat er aanzienlijke bezuinigingen op onderwijs en wetenschap zullen plaatsvinden. Het is te verwachten dat het nemen van aanvullende maatregelen onvermijdelijk zal zijn. 

Krapte op de arbeidsmarkt, CAO-ontwikkelingen en gemiddelde personele lasten

De krapte op de arbeidsmarkt blijft naar verwachting aanhouden en heeft effect op zowel het behoud als het aantrekken van nieuw personeel. De faculteiten en diensten signaleerden dit in 2023 voor zowel wetenschappelijk als ondersteunend personeel. De werkdruk blijft hierdoor hoog, er is sprake van een opwaartse druk in gemiddelde personele lasten en het beïnvloedt ook de omvang en kosten van het inhuren van extern personeel. 

De CAO-ontwikkelingen hebben een belangrijke rol in de ontwikkeling van de personele lasten. De hogere personele lasten in 2023 als gevolg van de CAO-stijging zijn niet volledig gecompenseerd door OCW en kunnen niet volledig worden doorberekend in extern gefinancierde onderzoeksprojecten. Dit werkt door in de jaren die volgen. De huidige CAO loopt tot en met 30 juni 2024. Begin 2024 zijn de eerste onderhandelingen van de nieuwe CAO van start gegaan, wat impact heeft op de financiële positie van de universiteit na juli 2024.

Investeringen

Investeringen Campus in Ontwikkeling

De EUR besloot in 2020 de Campus Woudestein te ontwikkelen tot een campus van internationale allure, waar het aangenaam studeren en werken is. Het totaalprogramma is verdeeld in drie fasen, waarvan fase III in 2016 van start ging en loopt tot 2028.

In 2023 zijn er geen nieuwbouwprojecten opgeleverd. Wel is de aanbestedingsprocedure voor de renovatie van Tinbergen gestart, met de verwachting dat deze in het voorjaar van 2024 kan worden afgerond.

In hetzelfde jaar (2023) zijn WKO-bronnen geïnstalleerd voor de verduurzaming van de energievoorziening op de Campus, wat bijdroeg aan een aantoonbare verbetering van de energie-efficiëntie. Daarnaast is een Europese aanbesteding voor elektriciteitslevering afgerond en is de overgang naar de nieuwe leverancier in 2023 voltooid.

In reactie op de sterke toename van de bouwkosten is in 2023 besloten het budgettaire kader voor de renovatie van Tinbergen te verhogen. Voor de geprognotiseerde afronding van CiO III tot en met 2028 is een investeringsraming van totaal € 302 miljoen opgenomen. Mogelijk dat dit vanwege de bouwprijsontwikkeling onvoldoende blijkt. In algemene zin blijft de combinatie van de overspannen bouwmarkt en de hoge eisen van gebruikers een aandachtspunt voor de EUR. Hierdoor is de investeringsraming voor het CIO III (en IV) programma aan veranderingen onderhevig. De huidige raming voor respectievelijk het CIO III en IV-programma over de periode 2024 - 2028 is € 206 miljoen en € 50 miljoen. In de scenario-analyses en prognoses die in het kader van de liquiditeitsmonitoring worden opgesteld wordt getracht hier rekening mee te houden.

De totale uitgaven tot en met 2023 bedragen cumulatief € 121 miljoen. De totale uitgaven in het jaar 2023 bedragen € 7,3 miljoen.

De integrale doorrekening van investeringsbeslissingen, inclusief onderhoud en facilitaire diensten, op structurele lasten is standaardpraktijk. Diverse go/no-go momenten zijn ingebouwd bij alle projecten, terwijl een governance-structuur onder toezicht van de vicevoorzitter van het CvB de operationele en financiële voortgang monitort.

Een belangrijk focuspunt is de herijking van de RE&F vastgoedstrategie, zoals uitgewerkt in het beleidsdocument 'Tomorrow’s Campus'. Begin 2023 is het scenario 'slim fit' gekozen, dat zich richt op efficiënter en duurzamer gebruik van bestaande faciliteiten in plaats van nieuwe faciliteiten bij te bouwen. In 2024 zullen concrete investeringsbesluiten worden genomen op basis van verdere verkenning en inzichten.

In het verslagjaar is ook besloten om de projectleiding van de ontwikkeling van studentenhuisvesting aan de Abram van Rijckevorselweg onder te brengen bij de gemeente Rotterdam, met als doel het benutten van de expertise van de gemeente en het verminderen van de druk op de uitvoeringsorganisatie van RE&F.

Als gevolg van investeringen in het kader van het CiO III-programma voorziet de EUR dat de huisvestingslasten van Woudestein tussen 2023 en 2026 variëren binnen een bandbreedte van € 45 miljoen tot € 50 miljoen per jaar.

Omvang investeringen IT

De komende jaren blijft de EUR fors investeren in digitalisering. Jaarlijks is er € 5 miljoen beschikbaar voor digitaliseringsinitiatieven voor onderwijs, onderzoek en bedrijfsvoering. Daarnaast beschikt EDIS over een jaarlijks budget van € 3 miljoen voor Life Cycle Management trajecten op het gebied van IT-voor-IT (network, storage, computer en dergelijke). 

Het inspiratiedocument ‘Staat der Digitalisering’ vormt de leidraad voor de digitale roadmaps. Speerpunten bestaan uit de vernieuwing van bedrijfsvoeringsystemen en het flexibel en wendbaar inzetten van moderne digitale diensten. Zo wordt volop gewerkt aan de transitie naar de cloud. In navolging van oplossingen voor opslag en back-up van data, die al in 2023 zijn gemigreerd, zullen uiterlijk 2027 ook vrijwel alle applicaties van de EUR zijn ondergebracht in cloud-omgevingen van leveranciers en van de EUR zelf. 

Ook wordt gewerkt aan de voorbereiding en ontwikkeling van een nieuwe digitale werkomgeving voor alle medewerkers en wordt in 2024 een start gemaakt met de sourcing van de WiFi en LAN-oplossingen van de EUR. Ondertussen werkt EDIS er samen met haar stakeholders aan om haar dienstverlening steeds meer volgens Agile-werkprocessen vorm te geven, waardoor oplevering in een hoger tempo en in betere afstemming met ‘de klant’ kan plaatsvinden.

Verwachtingen aantal studenten

tabel 17

In 2023 is een afname van het aantal studenten (31.612) zichtbaar ten opzichte van de begroting (33.207). De daling van het aantal studenten ten opzichte van de begroting heeft te maken met een lagere instroom van nieuwe studenten. Dat sluit aan bij de landelijke trend (negatieve bijstelling referentieraming). 

Naast de daling van het aantal studenten (-/- 1,23%), neemt het aantal inschrijvingen ook af (-/-1,41%). De inschrijvingen voor de bacheloropleidingen dalen, terwijl bij de masteropleidingen juist sprake is van een toename van aantal inschrijvingen. De daling van het aantal studenten heeft voornamelijk betrekking op de EER studenten (-/- 1,50%). Afgelopen jaar is het aantal studenten van buiten de EER toegenomen (+/+ 2,50%). 

In mei 2024 is het hoofdlijnenakkoord gepubliceerd. Nadere informatie over de verdere uitwerking van de punten in het hoofdlijnenakkoord is vooralsnog niet beschikbaar. Politieke besluitvorming rondom bijvoorbeeld de Wet Internationalisering in Balans (WIB) is cruciaal. Zo zal bijvoorbeeld de  implementatie van de WIB de trendbreuk van het stijgende aantal internationale studenten beïnvloeden. Een daling van het aantal studenten heeft negatieve gevolgen voor de rijksbijdrage en collegegelden. Deze financiële effecten zijn nog niet bekend en daarom niet verwerkt in de meerjarenbegroting. 

Voorgenoemde ontwikkeling ziet toe op het jaar 2023 ten opzichte van begroot. Voor de toekomst wordt een (zeer) beperkte groei c.q. stabilisatie verwacht op basis van de geprognosticeerde cijfers van DUO voor het Hoger Onderwijs. De impact van de negatieve bijstelling van de nieuwe referentieraming 2024 is hierin niet meegenomen. 

Verwachte personele bezetting

tabel 18

    2023 2024 2025 2026 2027
fte academic staff fte wetenschappelijk personeel  2.377   2.348   2.271   2.266   2.252 
fte PhD fte promovendus  830   903   875   880   893 
fte student assistant fte studentassistenten  141   154   153   151   151 
fte support and management staff fte ondersteunend en leidinggevend personeel  2.479   3.028   3.012   3.007   3.009 
fte Executive Board fte College van Bestuur  3   3   3   3   3 
Total Totaal  5.830   6.436   6.314   6.307   6.308 

De totale personele bezetting neemt vanaf 2024 af. De toename van het wetenschappelijke personeel is gerelateerd aan de bestuursakkoordmiddelen, welke voor de beurzen in 2024 worden ingezet, vanaf 2025 vindt een stabilisatie plaats. De middelen uit het bestuursakkoord en de CAO-stijging dragen bij aan het aantrekken en behouden van personeel. Het stimuleren van meer vaste contracten en middelen voor het verlagen van de werkdruk dragen bij aan een positief werkklimaat binnen de Erasmus Universiteit. Desondanks blijft de krapte op de arbeidsmarkt, wat het behouden en aantrekken van personeel bemoeilijkt van invloed op de fte ontwikkeling. 

Trends & ontwikkelingen

Meerjarenbegroting 

Meerjarenbalans

tabel 19

  2023 Begroting 2024 Planning 2025 Planning 2026 Planning 2027
Activa          
Vaste activa          
Immateriële vaste activa 3,0 7,6 11,6 11,6 11,6
Materiele vaste activa 289,8 288,8 345,4 385,4 375,6
Financiële vaste activa 1,5 0,4 0,4 0,4 0,4
Totaal vaste activa 294,3 296,8 357,4 397,4 387,6
           
Vlottende activa          
Voorraden 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Vorderingen uit collegegelden 0,7 1,5 1,6 1,7 1,7
Overige vorderingen 39,1 37,0 36,5 36,5 36,5
Liquide middelen 148,6 95,6 52,9 23,3 41,3
Totaal vlottende activa 188,4 134,1 91,0 61,5 79,5
           
Totaal activa 482,7 430,9 448,4 458,9 467,1
           
Passiva          
Eigen vermogen 211,1 190,3 190,3 190,3 190,3
           
Voorzieningen 26,0 22,3 22,3 22,3 22,3
           
Langlopende schulden 7,3 6,8 6,5 6,2 5,9
           
Kortlopende schulden 238,3 211,5 229,3 240,1 248,6
           
Totaal passiva 482,7 430,9 448,4 458,9 467,1

Toelichting op de meerjarige balans

Ontwikkelingen

Ondanks het feit dat het resultaat genormaliseerd positiever is dan begroot, lijkt er sprake van een structureel verlies. Voor 2024 is een verlies voor EUR Woudestein begroot van € 24,9 miljoen. Zonder maatregelen is het resultaat naar verwachting ook in de jaren daarna negatief, met als gevolg dat het eigen vermogen kan dalen tot een te laag niveau. Gezien de ambitie om te blijven investeren in vastgoed en digitalisering is een dergelijke verdamping van het vermogen niet acceptabel. De EUR neemt daarom maatregelen om in de toekomst een sluitende exploitatie te realiseren en daarmee het eigen vermogen op peil te houden. Op hoofdlijnen betreffen de maatregelen de volgende vier categorieën:

  • Keuzes prioritering en temporisering van activiteiten;
  • Kostenreductie;
  • Rationalisatie en harmonisatie van ondersteunende processen;
  • Vergroten van opbrengsten. 

De toename in de activa is het gevolg van investeringen in IT (nieuw bedrijfsvoeringsysteem, immateriële vaste activa) en vastgoed (renovatie gebouw Tinbergen en Campus in Ontwikkeling, materiele vaste activa). In de meerjarenbegroting is het uitgangspunt geweest dat deze investeringen grotendeels uit eigen middelen worden gefinancierd, waardoor de liquiditeitspositie verder onder druk komt te staan. In de hiervoor opgenomen meerjarenbegroting is geen rekening gehouden met invulling van de verwachte financieringsbehoefte vanaf 2025.

De mutatie in kortlopende schulden betreft met name de verantwoording van vooruit ontvangen niet-normatieve onderdelen uit de Rijksbijdrage, zoals bepaald in het Bestuursakkoord.

Baten en Lasten

tabel 20

in M€ Actuals 2023 Begroting 2023 Planning 2024 Planning 2025 Planning 2026 Planning 2027
Rijksbijdrage 429,8 446,0 457,2 462,4 470,1 469,9
Collegegelden 80,9 80,1 88,9 96,1 98,6 98,9
Baten werk i.o.v. derden 236,0 221,8 247,2 245,1 246,3 245,9
Overige baten 115,8 111,2 122,7 119,6 118,5 119,3
Totaal baten 862,5 859,1 916,0 923,3 933,5 934,0
             
Personeelslasten eigen personeel 572,0 604,3 628,8 631,8 631,8 631,4
Personeel niet in loondienst 37,9 32,9 31,1 30,4 30,8 31,9
Afschrijvingen 54,1 44,1 42,8 43,6 46,3 47,4
Huisvestingslasten 41,7 44,5 46,5 48,6 50,8 46,6
Overige lasten 187,2 166,5 187,4 192,2 193,4 195,8
Totaal lasten 892,9 892,3 936,6 946,6 953,1 953,1
             
Saldo baten en lasten -30,4 -33,2 -20,6 -23,4 -19,6 -19,1
             
Financiële baten en lasten 7,5 0,6 2,7 2,7 2,7 2,6
Belastingen 0,2 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
             
Resultaat -22,7 -32,6 -17,9 -20,7 -16,9 -16,5
             
Aandeel derden in resultaat -3,0 -17,0 7,0 7,0 7,0 7,0
             
Nettoresultaat -19,7 -15,6 -24,9 -27,7 -23,9 -23,5
             
Taakstelling - - - 27,7 23,9 23,5
             
Nettoresultaat incl. taakstelling -19,7 -15,6 -24,9 - - -

Toelichting op de meerjarige baten en lasten

Om financieel stabiel te blijven besloot het CvB de faculteiten en diensten op locatie Woudestein een gezamenlijke taakstelling te geven om vanaf 2025 en verder een resultaat neutrale begroting op te stellen. Voor het realiseren van deze meerjarenbegroting worden gedurende 2024 collectieve afspraken gemaakt en gestart met de implementatie om in 2025 aan deze opdracht te voldoen.

De meerjarenbegroting laat een beperkte toename zien van de inkomsten uit Rijksbijdragen. Dit betreft een stijging door compensatie voor loon- en prijspeilstijgingen en additionele geoormerkte middelen voor bijvoorbeeld cyber security, studentenwelzijn, sociale veiligheid en een slimmer academisch jaar. De naar beneden bijgestelde referentieraming zorgt voor een daling in inkomsten van M€ 8,4 in 2024 tot M€ 15,6 in 2027. 

De personele lasten beslaan circa 70% van de totale kosten. De ontwikkelingen in de loonkosten hebben daarom een aanzienlijke impact op de begroting. De CAO-stijging in 2023 wordt niet geheel gedekt door compensatie vanuit OCW en het is onzeker of toekomstige stijgingen geheel gecompenseerd zullen worden. De universiteit blijft sturen op een maxima van 5% externe inhuur. Door minder externe capaciteit in te huren blijven de totale loonkosten enigszins stabiel. Met de huidige krapte op de arbeidsmarkt blijft het aantrekken en behouden van personeel uitdagend. 

Als gevolg van investeringen in vastgoed, IT en de stijgende bouwprijzen zullen de afschrijvingslasten stijgen. De stijgende afschrijvingslasten komen niet meteen tot uitdrukking in de meerjarenbegroting (2024 ten opzichte van 2023) als gevolg van een foutieve doorrekening van begrote investeringen. Zie ook de hiervoor opgenomen toelichting onder ‘Balans en ontwikkeling in kasstromen’. Dit is naderhand gecorrigeerd.

Risicomanagement

Risicobeheersing en controlesysteem

Risico’s en onzekerheden

In het streven naar een solide en goed functionerende organisatie hanteert EUR een robuust beheersingskader. Dit kader is gebaseerd op een gezamenlijke beleidsvorming, verankerd in de brede strategie van de EUR en gedragen door alle betrokken partijen, waaronder het CvB, decanen, directeuren van ondersteunende diensten en onderwijs- en onderzoeksdirecteuren. Centraal staat in dit kader een interactieve besturingsfilosofie, waarbij een decentrale bestuurscultuur en integraal management van decentrale beheerders essentieel zijn, maar altijd binnen de vastgestelde kaders van het CvB.

Het interne beheersingssysteem omvat diverse reglementen en procedures die zijn ontworpen om redelijke waarborgen te bieden en belangrijke risico's te identificeren en te beheersen. Deze aanpak wordt verder ondersteund door een doordacht risicomanagementbeleid en een robuust risk & control framework. Onderdeel van het risk & control framework is het bepalen van de risicobereidheid binnen de vastgestelde universitaire kaders. Het bepalen van de risicobereidheid betreft een verantwoordelijkheid van het CvB en legt deze ook voor aan de RvT. De risicobereidheid betreft geen vast gegeven en is, als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen, aan veranderingen onderhevig. De EUR onderschrijft de VSNU code goed bestuur.

In deze risicoparagraaf wordt dieper ingegaan op de specifieke risico's die van invloed kunnen zijn op de financiële en operationele gezondheid van de universiteit, evenals de maatregelen die worden genomen om deze risico's te beheersen en te mitigeren.

Type risico Omschrijving risico Beheersmaatregel
Financieel/ Onderwijs & onderzoek Onzekerheid rijksbijdrage en vergoeding indexatie(s)
 
  Een financieel risico als gevolg van:

- de bijstelling van de referentieraming dat impact heeft op de omvang van de Rijksbijdragen. De (toekomstige) impact van de bijstelling van de referentieraming is nog niet met zekerheid vast te stellen;

- Relatief meer geoormerkte middelen, resulterend in een beperking van de bestedingsvrijheid;

- Onvolledige compensatie voor (toekomstige) inflatie;

- Daling van het aantal studenten als gevolg van de verwachte impact van de Wet Internationalisering in Balans.
Door een strakkere monitoring op de ontwikkeling in de financiële cijfers door onder meer het opstellen van scenarioanalyses, rekening houdend met de impact van Wet Internationalisering in Balans, en het opstellen van frequentere prognoses om tijdiger bij te sturen. De analyses worden betrokken in de periodieke rapportering aan stakeholders.

De financiële onzekerheden worden niet alleen beperkt door een doorrekening op de (lange termijn) exploitatiebegroting, maar ook (frequenter) naar de verwachte impact op de liquiditeitspositie van de EUR voor zowel voor de korte als de (middel-)lange termijn.
Onderwijs & onderzoek Interdisciplinair potentieel
 
  Interdisciplinair potentieel
-Risico op het gebied van onderwijs en onderzoek als gevolg van :

-Toenemende en complexe maatschappelijke uitdagingen en om impact te creëren;
- Toenemende concurrentie van andere universiteiten in binnen- en buitenland, onder meer op het gebied van (online) educatie op buitenlandse universiteiten.
Met behulp van de strategische samenwerkingsverbanden van de EUR een effectieve(re) samenwerking realiseren op het gebied van onderwijs en onderzoek tussen de verschillende universiteiten en faculteiten en vanuit het ecosysteem 'denken en werken'. Als onderdeel hiervan binnen de samenwerkingsverbanden meer focus leggen op het delen van informatie. Een voorbeeld hiervan is de academische werkplaats (Verzekerde Zorg).

De beheersing van de risico’s verdienen steeds meer aandacht als gevolg van de toenemende concurrentie en maatschappelijke uitdagingen. Het beheersingskader wordt verder ontwikkeld.

Focus op informatiedeling brengt ook met zich mee dat beheersmaatregelen rondom kennisveiligheid verder worden ontwikkeld.
Compliance Publiek/ privaat  
  Compliance risico als gevolg van het investeren van publieke middelen in private activiteiten en de toenemende complexiteit in de wet-en-regelgeving. Binnen de EUR is een beleidsdocument opgesteld waarin de richtlijnen voor de implementatie en toepassing van de beleidsregels is toegelicht. Dit document biedt een kader voor de te nemen maatregelen met betrekking tot het investeren van publieke middelen in private activiteiten.

Materiële risico’s worden op dit moment ondervangen door het inzichtelijk maken van relevante transactionele datastromen (zoals vastgelegd in de administratieve systemen) en de monitoring hierop aan de hand van het beschreven beleid. Dit resulteert vervolgens in rapportering en verantwoording in overeenstemming met de van toepassing zijnde beleidsregels.

In samenwerking met de verschillende organisatorische disciplines en onderdelen worden preventieve maatregelen nader ontwikkeld. Bijvoorbeeld door de (huidige) contractrelaties (extern) en het vereenvoudigen van de organisatorische eenheden/relaties (intern) waar nodig te evalueren en verder af te stemmen op de vereisten en toenemende complexiteit op het gebied van publieke investeringen in private activiteiten. Als onderdeel van het nieuwe bedrijfsvoeringsysteem zal in dit kader ook meer aandacht komen voor de (toenemende) beschikbaarheid van data om tot efficiënte en tijdige monitoring te komen van publieke/private stromen.
Bedrijfsvoering (IT) Cybersecurity en informatiebeveiliging  
  Toenemende digitale afhankelijkheid, snelle ICT-ontwikkelingen in het hoger onderwijs en toenemende dreiging van cyberaanvallen.

De EUR implementeert een nieuw bedrijfsvoeringsysteem. De huidige planning voor implementatie van het bedrijfsvoeringsysteem is 01-01-2026.
In 2023 heeft Erasmus Digitalisation & Information Services (EDIS) samen met de faculteiten en diensten het EV3 programma doorlopen, waarbij het doel is aantoonbaar in control te zijn op volwassenheidsniveau 3 ten aanzien van een selectie van elf centrale en facultaire kernsystemen. Voor 2024 en de jaren daarna worden ook andere applicaties ‘in control’ op EV-3 niveau gebracht. Op basis van de huidige prognose is de richtlijn circa 4 jaar. Ook het borgen van het huidige securityniveau behoeft en krijgt de benodigde resources.

Voorts dient in het kader van cybersecurity risico’s te worden opgemerkt dat de factor ‘mens’ in de praktijk altijd een risico is en wat niet mag worden onderschat. De EUR kent reglementen op het acteren bij mogelijke ‘phishing’. Deze worden in het kader van de ‘werkondersteuning’ breed binnen de EUR gedeeld. Deze reglementen en procedures komen gedurende periodieke sessies ter sprake om bewustzijn hieromtrent op peil te houden.

De ICT-organisatie heeft zich gecommitteerd tot verplichte cyber awareness trainingen voor al het personeel. De noodzaak is groot voor een EUR-brede onboarding-proces waarbij security en privacy een verplicht onderdeel moet zijn.

Gedurende het inventarisatieproces (met betrekking tot relevante IT- functionaliteiten) voor het nieuwe bedrijfsvoeringsysteem moet eveneens rekening worden gehouden met gepaste IT-beheersmaatregelen om veiligheidsrisico’s, op de verschillende IT-lagen (‘IT-layers’), te kunnen blijven monitoren en te adresseren. Met het nieuwe IT-platform wordt een volgende stap gezet in de juiste en vereiste richting om de toenemende beveiligingsrisico’s te mitigeren.
Bedrijfsvoering (IT) IT- afhankelijkheid, inclusief afhankelijkheid van cloud-leveranciers (als gevolg van de cloud-migratie)  
  Een vergrootte afhankelijkheid van leverancier leidt tot verhoogde exposure van gevoelige data en vatbaarheid voor supply chain aanvallen (ketenrisico).

Een andere en specifieke consequentie van de cloud-migratie (en afhankelijkheid), is een verminderde capaciteit om verdacht en kwaadwillend verkeer te monitoren
Om de risico’s te beheersen, is de organisatie gestart met risico gebaseerde Vendor Risk Management. Met EUR-specifieke security kaders, leveranciersrelaties en monitoring houden we grip op ketenrisico’s. In de komende jaren zal de volwassenheid van dit proces snel toenemen.

Een gedegen risicoanalyse is noodzakelijk om vast te stellen of bijvoorbeeld een cloud gebaseerde aanvalsdetectie en response oplossing de toenemende gap in monitoring capaciteit kan dichten. Aanvullend neemt het belang van bescherming op eindpunten toe waarbij Endpoint Detection & Response (EDR) een oplossing biedt.

Naast het detecteren en voorkomen van aanvallen, is er een toenemende risico op bedoelde en onbedoelde gegevenslekken. Met een Data Loss Prevention (DLP) oplossing kan de organisatie een groot deel van deze risico’s doen verlagen. Dit soort oplossingen vraagt een grote inspanning en doorlooptijd om deze adequaat in te richten.
Bedrijfsvoering (Personeel)
Personeel & Welzijn  
  Risico op hoge werkdruk als gevolg van krapte op de arbeidsmarkt. Dit hangt weer samen met het risico op het niet kunnen voldoen en/of invulling te geven aan (interne) kwaliteitsnormen op het gebied van onderwijs en algemene taakstelling. In kaart brengen van toekomstige personeelsuitdagingen via een strategische personeelsplanning en een aantrekkelijke werkgever zijn door positieve arbeidsvoorwaarden, carrièremogelijkheden en een veilige werkomgeving te bieden.

Herzien van het huidige systeem van erkennen en waarderen van academici om hoge onderwijsstandaarden te waarborgen, excellentie in onderzoek te bevorderen, impact op de samenleving te vergroten, inclusief leiderschap te stimuleren en in het geval van het Erasmus MC, uitstekende patiëntenzorg te kunnen leveren.
Bedrijfsvoering (IT)/Compliance Kunstmatige Intelligentie  
  Door de ontwikkelingen op het gebied van kunstmatige intelligentie nemen de risico’s zoals plagiaat, fraude en privacy toe.

Zie: Privacy- en frauderisico’s.
Kunstmatige intelligentie staat hoog op de agenda en er wordt de komende tijd onderzocht hoe het gebruikt kan worden bij het leer- en onderzoeksproces binnen de EUR. De maatregelen worden verder ontwikkeld, dit heeft prioriteit.

Het gebruik van plagiaatscanners op aangeleverde (digitale) documenten mitigeert in belangrijke mate het risico op plagiaat.
Bedrijfsvoering (IT)/Compliance Privacy – en frauderisico’s  
  Onvoldoende beheersen van privacygevoelige informatie binnen de universiteit en frauderisico’s. De EUR kent een ‘Top-7 frauderisico’s’ en heeft deze gekoppeld aan de volgende disciplines op het gebied van kennisveiligheid, data/systemen, personeel, inkoop en onderzoek. Materiële frauderisico’s worden voorzien van een risicoclassificatie (inclusief vaststelling van de risicobereidheid) en een frauderisicoanalyse.

Verschillende initiatieven en (anti-fraude) programma’s worden opgezet om frauderisico’s op het niveau van de verschillende disciplines te adresseren. Op het gebied van kennisveiligheid (hoog risicoclassificatie) is eind 2023 bijvoorbeeld de stuurgroep ‘Kennisveiligheid’ van start gegaan waarin zowel faculteiten en diensten deelnemen op (senior-)managementniveau. Door de betrokkenheid van het management is verzekerd dat op strategisch niveau invulling wordt gegeven aan de visie en missie van de EUR. Binnen dergelijke programma’s vindt tevens een dialoog plaats tussen het bestuur en de (eind)verantwoordelijken op het niveau van de verschillende disciplines resulterend in actiepunten en gepaste maatregelen om geïdentificeerde frauderisico’s te mitigeren.

De maatregelen om relevante risico’s op het gebied van privacy (en fraude) te adresseren is voor een groot deel verweven en geborgd in (IT-)systemen. Deze worden voorzien van updates naar gelang (organisatorisch) ontwikkelingen en veranderde processen. Die updates komen van daartoe bevoegde functies en verantwoordelijken. Minimale functiescheidingen in (IT-)systemen worden geborgd.

Het ‘need to know’-principe is het uitgangspunt als het gaat om privacygevoelige informatie (zoals persoonsgegevens).

Het beleid omtrent privacy en dataclassificatie wordt periodiek geactualiseerd naar gelang ontwikkelingen en er vindt periodieke toetsing plaats van de werking van het EUR Governance Risk & Compliance Reglement.
Bedrijfsvoering (Huisvesting)/ Financieel Real Estate & Facilities  
  - Schommelingen van het aantal studenten, online-onderwijs en hybride werken kan leiden tot een veranderde behoefte aan huisvesting met het risico op niet optimale verhouding tussen vraag en aanbod (en onnodig hogere kosten of gemiste besparingen);
- Hogere prijzen en een geringere beschikbaarheid van materialen en diensten hebben direct effect op alle vastgoed-gerelateerde activiteiten; Daarnaast vormen de verwachte investeringsuitgaven een onzekerheid;
- Gebrek aan of te late verankering van duurzaamheid in de huisvesting.
- Huisvestingsbehoefte wordt in kaart gebracht als onderdeel van de lopende investeringsprogramma’s (bijvoorbeeld als onderdeel van Campus in Ontwikkeling III/IV), zodat adequate maatregelen kunnen worden getroffen. De afdeling ‘Real Estate & Facilities’ monitort de voortgang in deze investeringsprogramma’s waarin de verwachtingen voor de toekomst (en waarin ook de ontwikkeling in studentenaantallen expliciet wordt meegenomen);
- Prijsontwikkelingen volgen en het treffen van maatregelen waar dat mogelijk/nodig is. Als onderdeel van de investeringsprogramma’s wordt de indexatie consistent doorgerekend voor de verschillende (vastgoed)projecten en voorzien van een verwachte financiële impact en waarop kan worden bijgestuurd (BDB-index voor 1 jaar vooruit indexeren en EUR gemiddelden > 1 jaar);
- Frequentere prognoses waarin de verwachte effecten worden doorgerekend op de (middel-)lange termijn liquiditeitspositie van de EUR en (tijdig) anticiperen op geïdentificeerde financieringsbehoeften;
- De EUR neemt maatregelen om stappen te maken in de verduurzaming van de gebouwen en terreinen. Deze maatregelen uiten zich in de investeringen in (bestaande) gebouwen en terreinen in eigendom van de EUR en maakt onderdeel uit van het strategisch huisvestingsplan ‘Campus in Ontwikkeling’.
Bedrijfsvoering (Huisvesting, IT en personeel) Kwaliteit ondersteunende diensten  
  De toename van het aantal studenten in de afgelopen jaren (dit is onafhankelijk van de prognose op een daling van het aantal studenten) in combinatie met hybride onderwijs creëert uitdagingen voor het handhaven van de kwaliteit van de ondersteunende basisdiensten. De EUR staat voor de opgave om de levering van de diensten opnieuw te beoordelen, prioriteiten te stellen en eventueel aan te passen. De maatregelen worden verder ontwikkeld, dit heeft prioriteit.
Bedrijfsvoering Verandercapaciteit  
  Risico dat de universiteit onvoldoende in staat is om innovaties in het onderwijs door te voeren (interdisciplinair/impact gedreven). Erkennen en implementeren van de basisvoorwaarden die nodig zijn, zoals de infrastructuur voor innovatie in het onderwijs (niet alleen digitalisering). Verkleinen van barrières die innovatie van zekerheden in de weg kunnen staan.
Overige (strategische) risico’s Reputatieschade  
  Het niet effectief beheersen van onder meer risico’s rondom fraude, belangenverstrengeling, (ESG) duurzaamheid in het algemeen en maatschappelijke protesten.

De EUR is zich bewust van haar maatschappelijke functie en streeft altijd naar een open en gelijkwaardige dialoog met haar omgeving.
Ook houdt de EUR, in het kader van verdere ontwikkeling van haar duurzaamheidsstrategie, klimaatdialogen om informatie te krijgen over nieuwe normen voor duurzaamheid bij de EUR. De uitkomsten van deze dialogen vormen een waardevolle bijdrage aan de duurzaamheidsstrategie van de EUR met betrekking tot haar onderwijs, onderzoek en bedrijfsvoering. In de komende jaren worden de duurzaamheidsdoelstellingen, daaraan gerelateerde KPI’s en maatregelen op risico’s verder verankerd in de bedrijfsvoering.
Overige (strategische) risico’s Governance & leiderschap  
  Organisatiebesturing, samenwerking tussen diensten en faculteiten, de hoeveelheid initiatieven, afstemming van de EUR-strategie op de strategie van de organisatieonderdelen, onvoldoende integrale opdrachtformulering en verdeling van taken en verantwoordelijkheden binnen de EUR. De organisatie werkt ook in 2024 aan de versterking van de focus en de governance van de strategie en aan de samenwerking tussen de diverse organisatieonderdelen.

Aan de hand van een panel wordt een tussentijdse evaluatie van de strategie opgehaald en aanbevelingen geformuleerd.

Hieruit blijkt onder andere wat de focus naar de toekomst zou moeten zijn om de EUR-strategie (breed) te kunnen blijven realiseren, onderdeel hiervan is keuzes maken over wat bijvoorbeeld niet meer zou moeten worden gedaan (rekening houdend met de beschikbare middelen).

Overleg met diverse stakeholders resulteert in concrete verbetervoorstellen voor de vervolgacties, waaronder de noodzaak om naast impact en duurzaamheid ook cultuur en leiderschap als strategische ambities centraal te (blijven) stellen.

Interactie tussen het College van Bestuur en de decanen is essentieel voor de uitvoering van deze keuzes. Het EUR-leiderschapsprogramma draagt hieraan bij.

Compliance

Naleving treasury-statuut

Het treasury-statuut heeft tot doel een kader te scheppen waarbinnen de treasury-activiteiten van de EUR dienen plaats te vinden. Het gaat daarbij om de beleidsmatige vaststelling van de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten voor de uitvoering van de treasury-functie. Daarnaast heeft het treasury-statuut tot doel om de administratieve organisatie en interne controle weer te geven met betrekking tot de treasury-activiteiten, teneinde de financiële middelen van de EUR efficiënt en effectief te beheren.

In het treasury-statuut zijn de verantwoordelijkheidsgebieden van de treasury-functie vastgelegd. De treasury-functie heeft primair tot doel het beheersen van financiële risico’s en omvat binnen de EUR de volgende verantwoordelijkheidsgebieden: 

  • Liquiditeitenmanagement: de zorg voor de tijdige beschikbaarheid van de benodigde geldmiddelen op zowel korte, middellange en lange termijn, tegen acceptabele condities (beschikbaarheid).
  • Management renterisico: de optimalisatie van het rendement van overtollige liquide middelen binnen de kaders van het treasury-statuut (renteoptimalisatie).
  • Externe financiering: het aantrekken van vreemd vermogen en het minimaliseren van de kosten van leningen (kostenminimalisatie).
  • Financiering: het, in het kader van het uitvoeren van de wettelijke taak, verstrekken van leningen, subsidies en zekerheidstellingen aan verbonden partijen en aan niet-geconsolideerde instellingen en het daarbij minimaliseren van financieel risico (risicominimalisatie).
  • Onderhouden bankrelaties: het onderhouden van relaties met financiële instellingen met het oog op beschikbaarheid van financiële middelen en optimale condities (bankrelaties). 

Het treasury-statuut voldoet aan de ‘Regeling beleggen, lenen en derivaten van het Ministerie van OCW 2016’. In 2023 is het treasury-statuut geactualiseerd. Belangrijkste wijziging daarin betreft de relatie met verbonden partijen op het gebied van liquiditeitenmanagement en financiering. De transacties die in 2023 plaatsvonden zijn in lijn met het treasury-statuut van onze universiteit. De EUR maakt gebruik van schatkistbankieren, waarbij de overtollige liquiditeiten bij het Ministerie van Financiën worden aangehouden. 

De universiteit heeft geen beleggingen.

Verantwoording declaraties bestuursleden 2023

In de brief van de Staatssecretaris van OCW van 25 november 2011 zijn afspraken vastgelegd over de transparantie van declaraties van de bestuursleden. De declaraties van de bestuursleden over 2023 staan hieronder gepresenteerd. 

In de jaarrekening worden de, door de leden van het CvB, gedeclareerde bedragen weergegeven, conform het door de staatssecretaris voorgeschreven format. Onder declaraties verstaat de staatssecretaris: vergoedingen voor gemaakte kosten of geleverde diensten, die door de individuele bestuurders zelf zijn gedeclareerd bij de EUR. In onderstaande tabel zijn de declaraties per bestuurder gespecificeerd.

tabel 21

  prof. dr. H. Brinksma prof. dr. A.L. Bredenoord dr. E.M.A. van Schoten RA
Onkostenvergoeding 24.496,32  6.496,32  6.496,32 
Representatievergoeding - - -
Reiskosten binnenland 13.031,49  10.908,17  15.389,05 
Reiskosten buitenland 4.373,12  2.783,63  7.123,07 
Overige kosten 1.843,26  22,50  2.635,81 
Totaal 43.744,19  20.210,62  31.644,25 

Notitie helderheid en naleving nieuwe beleidsregels

Notitie helderheid en naleving nieuwe beleidsregels

De notitie ‘Helderheid in de bekostiging van het onderwijs’ uit 2003 en de aanvullende notitie uit 2004 zijn bedoeld om de bekostigde universiteiten en hogescholen helderheid te verschaffen over de interpretatie en toepassing van bestaande bekostigingsregels voor de tellingen van de bekostigingsparameters van 1 oktober 2023 en volgende jaren. Deze notities gaan over negen thema’s.

Uiteenzetting van de thema’s, toegespitst op de situatie bij EUR ultimo 2023

1. Uitbesteding van onderwijs
In de Faculteit Erasmus School of Economics (ESE) wordt een beperkt deel van het curriculum verzorgd door een aan de faculteit verbonden FEI BV. Dit betreft specifieke onderwerpen. De faculteit blijft verantwoordelijk voor de onderwijskwaliteit. FEI BV brengt hiervoor kosten in rekening. De transferpricing policy is daarbij leidend. Verder heeft de EUR in 2023 geen andere (delen van) CROHO-geregistreerde opleidingen uitbesteed aan private organisaties en andere instellingen.

2. Investeren in publieke middelen in private activiteiten
Dit thema is komen te vervallen. Verantwoording met ingang van 2023 op basis van de beleidsregels ‘investeren met publieke middelen in private activiteiten’.


Uitgangspunten

Bij het opstellen van de verantwoording op basis van de nieuwe beleidsregels zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Als uitgangspunt gelden de beleidsregels voor het investeren van publieke middelen in private activiteiten, waarbij rekening is gehouden met de door OCW aangekondigde versoepelingen voor het jaarverslag 2023 (brief van 3 oktober 2023 met kenmerk 41136624). De EUR heeft intern een concept beleidsdocument opgesteld en een integraal kostprijs model ontwikkeld voor detachering en huisvesting. Deze beleidsdocumenten worden in 2024 definitief gemaakt zodra meer duidelijkheid is over de reikwijdte en interpretatie van deze (nieuwe) beleidsregels. 
  • De EUR, inclusief het O&O-deel van FGG/EMC, dient te voldoen aan deze beleidsregel. Verbonden partijen vallen binnen de scope van de beleidsregel indien voor uitvoering van specifieke activiteiten publieke middelen van de EUR bij betrokken zijn. In dergelijke gevallen rapporteert de EUR de desbetreffende activiteiten. In de jaarrekening is het vermogen van de verbonden partijen (EUR Holding BV en RSM BV) aangemerkt als privaat vermogen.
  • De EUR draagt bij aan het welzijn van studenten en medewerkers door sportvoorzieningen aan te bieden. Dat gebeurt primair om een inspirerende leer- en werkomgeving te bevorderen. Deze faciliteiten zijn doorgaans alleen toegankelijk voor de universitaire gemeenschap en worden beheerd door de Stichting Erasmus Sport. Aangezien deze activiteiten onder de publieke taak van de EUR vallen, hoeft hier in principe geen verantwoording afgelegd te worden afgelegd volgens de beleidsregel. Echter, de EUR kiest ervoor om dit wel te doen in het kader van transparantie. De EUR heeft in 2023 een bijdrage verstrekt van € 1,5 miljoen. Het resultaat van Stichting Sport over het kalenderjaar 2023 bedraagt € 0,1 miljoen negatief.
  • De EUR voert valorisatieactiviteiten uit via Erasmus Enterprise BV, waaronder het faciliteren van infrastructuur voor startups en het ondersteunen van ideeën en bedrijven in een vroeg stadium. Dit gebeurt in principe met als doel zonder marktverstoring kennis over te dragen aan de maatschappij. Deze activiteiten vallen naar mening van de EUR onder haar publieke taak en hoeven derhalve niet verantwoord te worden. Voor het kalenderjaar 2023 bedroeg de bijdrage aan Erasmus Enterprise voor de uitvoering van valorisatieactiviteiten € 1,7 miljoen. Het Erasmus Enterprise BV heeft over het kalenderjaar 2023 een resultaat gerealiseerd van € 0,1 miljoen negatief. Ook ontvangt YES!Delft (grootste hightech incubator van Europa) jaarlijks een bijdrage van de EUR van circa € 0,7 miljoen.
  • De EUR levert diensten aan verbonden partijen, waarvoor in 2023 in totaal € 11 miljoen aan doorbelaste kosten werd berekend, voornamelijk voor personele inhuur en huisvesting. Op hun beurt verlenen de verbonden partijen ook diensten aan de EUR, waarvoor in 2023 in totaal € 20 miljoen aan doorbelaste kosten werd berekend, voornamelijk voor personele inhuur. De afspraken in het transferpricing document zijn leidend voor deze doorbelastingen.
  • Voor een beschrijving van het risicobeleid en -beheer wordt verwezen naar de Continuïteitsparagraaf. 
Private activiteiten waarin met publieke middelen geïnvesteerd is

Op basis van de hierboven genoemde uitgangspunten maakt de EUR onderscheid tussen de volgende categorieën private activiteiten (EUR sec):

  • Contractonderwijs (baten: € 2,7 miljoen)
  • Contractonderzoek (baten: € 3,9 miljoen)
  • Verhuur (baten: € 8,0 miljoen)
  • Detachering (baten: € 5,3 miljoen)
  • Overige opbrengsten uit dienstverlening (baten: € 2,8 miljoen)

Contractonderwijs

In de faculteiten en diensten vinden op beperkte schaal niet-bekostigde onderwijsactiviteiten plaats, gezamenlijk ter waarde van € 2,7 miljoen. De belangrijkste bijdrage aan dit bedrag zijn de opbrengsten van het Language en Training Centre van de EUR, voornamelijk voor het aanbieden van taalcursussen aan studenten en medewerkers van de EUR. Het taalcentrum heeft over het kalenderjaar 2023 een bedrag ad € 0,8 miljoen aan baten contractonderwijs gerealiseerd en een positief resultaat behaald van € 0,1 miljoen, en is daarmee kostendekkend gebleken. Het overige contractonderwijs (in totaal € 1,9 miljoen) is qua omvang zeer beperkt (individuele onderwijsactiviteiten zijn < € 20K.) De faculteiten en diensten houden – gezien de administratieve lasten – geen aparte administratie voor deze activiteiten, waardoor het niet (nauwkeurig) vast te stellen is in hoeverre deze activiteiten kostendekkend zijn. In 2024 wordt nader onderzocht in hoeverre dit proces aangescherpt dient te worden. 

Volledigheidshalve merken we op dat het International Institute of Social Studies (ISS) een bedrag aan contractonderwijs heeft gerealiseerd in 2023 van € 3,0 miljoen. Wij beschouwen het verzorgen van dit onderwijs als een integraal onderdeel van onze publieke kerntaken. Hieronder lichten wij dit nader toe.

Het International Institute of Social Studies (ISS) is een instituut van de EUR en biedt wereldwijd onderwijs en onderzoek aan. Dit omvat voornamelijk geaccrediteerde master- en PhD-programma's in wetenschappelijk onderwijs voor studenten uit ontwikkelingslanden, evenals gerelateerd onderzoek en capaciteitsopbouw.

ISS ontvangt financiering voor zijn activiteiten, waaronder een bijdrage van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, via de rijksbijdrage die de EUR van OCW ontvangt. Deze specifieke bijdrage is geoormerkt en wordt direct door de EUR doorgestort naar ISS. Met deze bijdrage en de bijdragen die ISS ontvangt van andere subsidiegevers (zoals Nuffic), wordt onderwijs verzorgd en onderzoek verricht. 

Contractonderzoek 

Binnen Erasmus Universiteit Rotterdam worden ten behoeve van de bekostigde taak onderzoek en valorisatie projecten uitgevoerd voor onder andere internationale organisaties, NWO, overheden en het bedrijfsleven. In de projectadministratie wordt vastgelegd of een project een publiek of privaat karakter heeft. Op basis van de uitgevoerde analyse blijkt dat slechts een beperkt deel van de onderzoeksprojecten aan te merken is als private activiteiten. Het gaat hier hoofdzakelijk om onderzoeken voor private partijen, ook wel derde geldstroomonderzoek privaat genoemd. Het gaat hier om een bedrag van ruim € 4,3 miljoen. De positieve resultaten van deze activiteiten bedroegen in 2023 € 0,5 miljoen (op basis van de afgesloten onderzoeksprojecten). Er was bij contractonderzoek geen sprake van het investeren van publieke middelen in private activiteiten. Het beleid van de EUR schrijft voor dat minimaal de integrale kostprijs dekkende tarieven worden gehanteerd bij privaat contractonderzoek waardoor er geen structurele financiële afhankelijkheid van de publieke gelden wordt nagestreefd en verwacht.

 
Verhuur

De totale verhuuropbrengsten in 2023 bedroegen ruim € 8 miljoen, inclusief opbrengsten uit parkeeropbrengsten en de doorbelasting van servicekosten. Een aanzienlijk deel van deze opbrengsten (€ 5,2 miljoen) is afkomstig van verhuur aan verbonden partijen van de EUR ten behoeve van o.a. (commercieel) onderwijs, onderzoek en ondernemerschap.  De verhuur van ruimte aan verbonden partijen draagt bij aan het bevorderen van Leven Lang Ontwikkelen en het stimuleren van ondernemerschap, waarmee een positieve bijdrage wordt geleverd aan de maatschappij. De tarieven die worden gehanteerd voor de verhuur zijn op grond van het beleid van de EUR gebaseerd op een integraal kostprijsmodel en daarmee kostendekkend. Er wordt geen aparte administratie bijgehouden voor de kosten per verhuurobject. Het resterende deel van de verhuuropbrengsten (€ 2,8 miljoen) betreft met name de verhuur aan commerciële partijen (exploitanten). Ook bij deze verhuurders wordt een integrale kostprijs dekkend huurbedrag in rekening gebracht. Ook worden servicekosten integraal doorbelast aan de huurders. De dienst Real Estate & Facilities (RE&F) is verantwoordelijk voor deze activiteiten. De meerwaarde van ruimteverhuur aan exploitanten, ligt in het versterken van de campusgemeenschap en het aantrekkelijker maken van de universiteit. Dit bevordert sociale interactie en welzijn van onze studenten en medewerkers.

Detachering

De EUR detacheert personeel met name aan haar verbonden partijen en in mindere mate aan andere universiteiten en overige instellingen. Deze activiteiten vindt plaats bij bijna alle faculteiten. Hierbij is (nog) geen onderscheid gemaakt tussen publieke en private detacheringen. De meerwaarde ligt in het verrijken van hun expertise en het bevorderen van synergie tussen academische kennis en praktische toepassingen. De inhoud en doelstelling en van de detacheringen door de EUR zijn weliswaar verschillend per individuele casus, maar in brede zin geldt de conclusie dat de detacheringen uitsluitend plaatsvinden in het verlengde van de bekostigde wettelijke taken van de EUR gericht op onderwijs en onderzoek. De meerwaarde van de detacheringen heeft om deze reden een publieke aard en doelstelling. In 2023 bedraagt de totale opbrengsten uit detacheringen € 5,3 miljoen. Een aanzienlijk deel van deze opbrengsten (€ 4 miljoen) betreft detacheringen vanuit faculteiten naar verbonden partijen van de EUR. Wanneer een medewerker van de EUR wordt uitgewisseld met een verbonden partij, wordt het tarief doorgaans bepaald aan de hand van het masterfile transfer-pricing. De bedragen die hieruit voortvloeien, liggen boven de integrale kostprijs. Deze werkwijze geldt in principe ook voor detachering aan derde partijen (€1,3 miljoen). 

Overige opbrengst uit dienstverlening

Het gaat voornamelijk om (overige) diensten die verband houden met onderwijs en onderzoek, zoals de inzet van de beschikbare deskundigheid en lesmateriaal van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Het betreft veel transacties van uitgevoerde diensten die relatief beperkt zijn qua omvang (in totaal € 2,8 miljoen). Het resultaat van deze diensten worden verrekend in het publieke eigen vermogen. Op basis van een deelwaarneming is intern   vastgesteld dat de diensten kostendekkend zijn aangeboden.

Verantwoording O&O-activiteiten (FGG/ EMC)

In het kader van de ‘beleidsregel investeren met publieke middelen in private activiteiten’ hebben UMC’s, mede door de vermenging van kerntaken, een bijzondere positie. Door het NFU is in september 2023 een handreiking vastgesteld over op welke wijze de beleidsregel op UMC’s van toepassing is. Hieronder wordt toegelicht wat deze beleidsregel betekent voor het Erasmus MC. 

Binnen het Erasmus MC is er sprake van een scheiding van kerntaken tussen Zorg en O&O, waarbij het O&O segment gelijk is aan de faculteit. De genoemde beleidsregel is in lijn met de handreiking niet van toepassing op het zorgsegment en de hier direct aan gelieerde activiteiten, waaronder de exploitatie van de Passage en de parkeergarages.

Binnen het O&O segment is er een primaire scheiding tussen private en publieke activiteiten via de holdingstructuur, waarbij de exploitatie van private activiteiten binnen de holding plaatsvinden. In het strategie- en beleidsstuk van de holding zijn de spelregels hieromtrent beschreven, waaronder over de transferpricing met het Erasmus MC en de aansluiting met de kerntaken. Met dit beleid wordt geborgd dat de activiteiten die binnen de holding worden uitgevoerd voldoen aan de nieuwe beleidsregel.

Binnen het O&O segment vallen alle activiteiten onder de kerntaken onderzoek, onderwijs en valorisatie, waardoor er alleen sprake is van publieke activiteiten.

Verantwoording verbonden partijen

De EUR heeft twee deelnemingen op haar balans die verantwoord worden onder het private vermogen. EUR Holding BV en RSM B.V.  Deze deelnemingen hebben hun eigen financiële bedrijfsvoering. Het betreft hier feitelijk een losstaande organisatie die kostendekkend dient te opereren en (dus) verantwoordelijk is voor een sluitende meerjarige exploitatie.

EUR Holding BV

Onder de paraplu van EUR Holding B.V. opereren verschillende werkmaatschappijen die zich bezighouden met executive en post-academisch onderwijs, uitvoeren van onderzoek in opdracht van derden, en verlenen van consultancydiensten. In 2023 genereerden de onderwijsactiviteiten een omzet van € 20,6 miljoen, terwijl de opbrengsten uit contractonderzoek € 8,7 miljoen bedroegen.

Daarnaast is er binnen EUR Holding B.V. de werkmaatschappij EUR Flex B.V., die zich exclusief toelegt op detachering. Deze tak detacheert personeel hoofdzakelijk ter ondersteuning van de bedrijfsvoering van de universiteit. Transfer pricing wordt hierbij gehanteerd. 

RSM BV

RSM BV houdt zich hoofdzakelijk bezig met het aanbieden van executive en postacademisch onderwijs. In 2023 hebben de onderwijsactiviteiten een omzet gegenereerd van € 19,6 miljoen.

Samenvattend

Hieronder een totaaloverzicht met alle private activiteiten die op basis van de beleidsregels gerapporteerd dienen te worden. Het gaat hier om de gerealiseerde baten en het indicatief resultaat dat gerealiseerd is.  Voor volledigheid hebben we ook de bijdragen aan Stichting Erasmus Sport en aan Enterprise BV opgenomen en de omvang van het contractonderwijs dat door ISS wordt verzorgd in het overzicht (zijnde als publieke activiteiten).

Indicatief resultaat van publieke en private activiteiten

tabel 22

Private activiteiten Private baten 2023 Inschatting investering publieke middelen Indicatief resultaat
Privaat contractonderwijs M€ 2,7 M€ 2,7 -/- M€ -
Privaat contractonderzoek M€ 3,9 M€ 3,6 +/+ M€ 0,3
Verhuur M€ 8,0 M€ 6,5 +/+ M€ 1,5
Detacheringen M€ 5,3 M€ 5,0 +/+ M€ 0,3
Overige opbrengst uit dienstverlening M€ 2,8 M€ 2,8 -/- M€ -
       
       
       
       

3. Verlenen van vrijstellingen
De EUR verleent geen vrijstellingen aan studenten louter voor het aantrekken van studenten en het daarmee verhogen van de Rijksbijdrage, zonder dat hiertegenover een gerede vorm van inspanning stond. Die inspanning dient te zijn vastgesteld door de Examencommissie. 

4. Bekostiging van buitenlandse studenten
Alleen studenten van wie de NAW-gegevens bekend zijn bij de EUR en voldoen aan de bekostigingsvoorwaarden tellen mee voor de bekostiging. 

5. Collegegeld niet betaald door de student zelf en profileringsfonds
De EUR betaalt geen collegegelden voor studenten. De regelingen van het Profileringsfonds voorzien in financiële compensatie voor studievertraging als gevolg van persoonlijke omstandigheden, in bestuursbeurzen en in fee waivers. In bijlage 7 van het jaarverslag zijn de (vereiste) gegevens opgenomen voor het profileringsfonds. 

6. Studenten volgen modules van opleidingen
Het is mogelijk als niet-student modules of delen van opleidingen te volgen. Dit wordt aanschuif- of contractonderwijs genoemd. Er kunnen één of meerdere losse vakken worden gevolgd, waarbij de deelnemer zich niet inschrijft als student maar als cursist. 

7. Student volgt een andere opleiding van waarvoor hij is ingeschreven
Is niet van toepassing. Studenten volgen aan de EUR de opleidingen waarvoor zij staan ingeschreven. 

8. Bekostiging van maatwerktrajecten
Betreffende het initiële onderwijs zijn er geen maatwerktrajecten met bedrijven en andere organisaties afgesloten. 

9. Bekostiging van het kunstonderwijs
De EUR heeft met Codarts Rotterdam een Double Degree programma RASL (Rotterdam Arts and Sciences Lab). De studenten staan ingeschreven aan beide instellingen, maar worden bekostigd bij Codarts en niet door de EUR. 

10. Aantal voor de bekostiging mee te tellen studenten
De EUR registreert een student die voldoet aan alle inschrijvingsvoorwaarden en waarbij tevens aan alle bekostigingsvoorwaarden is voldaan als bekostigd student in BRONHO, de basisregistratie van studenten in het hoger onderwijs. Een met goed gevolg afgelegd examen wordt eveneens als bekostigd geregistreerd in BRONHO als aan alle bekostigingsvoorwaarden is voldaan.

Verantwoording van bestuursakkoord middelen

Bestuursakkoord

In juli 2022 werd het bestuursakkoord tussen het ministerie van OCW, de universiteiten en de hogescholen gesloten. Jaarlijks ontvangt de EUR circa € 50 miljoen aan extra middelen vanuit dit bestuursakkoord. In dit bedrag is ook de compensatie voor de vaste voet en Van Rijn in verdisconteerd. Deze aanvullende middelen zijn door OCW aangemerkt als niet-normatieve Rijksbijdrage en daarmee bestemd voor een specifiek doel (‘geoormerkt’). De niet-normatieve Rijksbijdrage wordt toegerekend voor de periode waarin de bestedingen worden gedaan. Het uitgangspunt voor het beschikbaar stellen van deze middelen is het verstevigen van het hoger onderwijsstelsel, het versterken van wetenschap en het oplossen van fundamentele knooppunten. Kortom het ‘verstevigen van het fundament’ van het stelsel, ‘rust en ruimte voor divers talent’ in het systeem en het vergroten van de maatschappelijke impact. Starters- en stimuleringsbeurzen en sectorplannen zijn ingesteld om werkdruk te verminderen en onderzoekers aan te trekken. De Startersbeurzen zijn in principe structurele middelen, de Stimuleringsbeurzen zijn dat niet.

Starters- en stimuleringsbeurzen 

Er is voor de startersbeurzen in 2022 en 2023 een bedrag van € 31,2 miljoen beschikbaar gesteld, hiervan is € 25 miljoen geoormerkt voor directe kosten. Medio 2023 is het EUR-brede beleid over toekenning en besteding vastgesteld. Op grond hiervan zijn de middelen aan de faculteiten uitgedeeld. 

Er zijn in totaal 96 beurzen in 2023 toegekend. De besteding in 2023 bedraagt € 6,6 voor zowel directe en indirecte kosten. Zie hiervoor onderstaande tabel. Voor het niet-bestede deel zijn bestedingsplannen opgesteld. De beperkte uitgaven op de toegekende beurzen is onder meer het gevolg van langere doorlooptijden bij wervingstrajecten voor door startersbeurzen gefinancierde nieuwe medewerkers. 

Onderstaande tabel bevat het aantal toegekende beurzen, budget en besteding van het budget 2022-2023.

tabel 23

Startersbeurzen 2022-2023                  
Discipline / HOOP gebied beurzen vrouw man budget Directe kosten Indirecte kosten Totale kosten    
Gezondheid 14 7 7  3.907  25  -   25     
Economie 43 18 25  10.813  244  -   244     
Recht 11 5 6  3.651  58  -   58     
Gedrag & Maatschappij 25 21 4  6.605  29  -   29     
Diversen 3 0 3  720  1  -   1     
Centraal 0 0 0  -  0  6.244   6.244     
Totaal 96 51 45  25.696  357  6.244   6.601     

De directe kosten zijn besteed aan:

  • Aanstelling promovendi € 112.000, allemaal tijdelijke aanstellingen;
  • Verruiming onderzoekstijd van de beurshouder € 183.000;
  • Onderzoeksfaciliteiten € 62.000.

Voor de inhoudelijke toelichting op de startersbeurzen: hoofdstuk 5.

Er is voor de stimuleringsbeurzen in 2022 en 2023 een totaalbedrag van € 18,2 miljoen beschikbaar gesteld, daarvan is € 14,6 miljoen geoormerkt voor directe kosten.

De minister heeft een werkgroep ingesteld die onder meer adviseert over uitgangspunten die gehanteerd kunnen worden bij de toekenning van de stimuleringsbeurzen en andere beleidsvragen die samenhangen met de inzet van deze beurzen. Het advies van deze commissie werd in het eerste kwartaal van 2023 verwacht en is in juni 2023 aangeboden aan de minister van OCW. De reactie van de minister op dit advies is in december 2023 aan de Tweede Kamer aangeboden. 

Parallel aan deze landelijke werkgroep heeft de EUR intern beleid ontwikkeld met betrekking tot bestedingskaders en interne verdeling van de middelen aan de faculteiten. Het besluitvormingsproces heeft – gezien de complexiteit van de materie – aanzienlijk meer tijd gekost dan initieel was gepland. De besluitvorming is in november afgerond met de instemming van de Universiteitsraad. De faculteiten startten in 2023 met het ontwikkelen en voorbereiden van facultair beleid rondom stimuleringsbeurzen. Op basis van dit beleid worden de stimuleringsbeurzen in 2024 toegekend aan de medewerkers die hiervoor in aanmerking komen. 

Op basis van de jaarrekeningcijfers 2022 is een integraal kostprijsmodel (IKP) ontwikkeld. Dit model vormt de basis voor de integrale kostprijsberekening bij private activiteiten. De uitkomst van het IKP is een opslagpercentage voor indirecte kosten ten opzichte van de personele lasten. In dit opslagpercentage worden zowel de facultaire als de centrale overhead toegerekend. Daarnaast wordt er een percentage voor risico-opslag toegevoegd. Het IKP geeft een totaal opslagpercentage van 24,5% (21,4% exclusief risico-opslag). Het bestuursakkoord schrijft voor dat maximaal 20% van de ontvangen middelen mag worden ingezet voor indirecte kosten. Daarom maximeert de EUR het overheadpercentage met betrekking tot de starters- en stimuleringsbeurzen op 20%. Dat is overeenkomstig het bestuursakkoord.

Sectorplannen

Voor de sectorplannen geldt dat dit middelen zijn (t/m 2028) die aan faculteiten worden toegekend op basis van ingediende plannen. Belangrijkste focus voor de komende tijd is om de aanwending en besteding van de middelen te monitoren en te rapporteren aan het ministerie van OCW evenals aan de sectorplancommissies. De sectorplannen zijn in 3 onderdelen verdeeld, Sectorplan SSH Breed, Sectorplan DSW en Sectorplan ESHCC en ESPhil.

Sectorplannen SSH-Breed

In de loop van 2023 heeft een universitaire taskforce bestaande uit vertegenwoordigers (decanen en/of vice-decanen) van de zes deelnemende faculteiten (ESE, ESHCC, ESL, ESPhil, ESSB en RSM) een blauwdruk opgesteld voor concrete samenwerking in het kader van het Erasmus Sectorplan SSH-Breed. Na goedkeuring door het College van Bestuur zijn de binnen dit sectorplan beschikbare 36 fte ingevuld door de aanstelling van universitair docenten. Deze gaan, onder aansturing van twee themaleiders per thema, in vijf teams aan de slag met één van de volgende onderwerpen:

  • The Digital Society 
  • Digitalization and platformization of work processes and products
  • Digital decision support
  • Digitalization, new ways of working and the new employee
  • Work related cyber risks and cybercrime

De teams zijn doelbewust zo vormgegeven dat elk thema uit vertegenwoordigers van minstens twee verschillende faculteiten bestaat, Dit gebeurt om de beoogde samenwerking over faculteitsgrenzen heen te stimuleren, zowel op het terrein van onderzoek als onderwijs.

De algemene, universiteitsbrede coördinatie van het sectorplan wordt verzorgd door programmamanager Marianne Breijer (ESL) en academisch directeur prof. dr. Koen Swinnen (ESL. Ze begonnen op 1 januari 2024 met deze taak. Zij richten zich niet alleen richten op het stimuleren van de versteviging van de verbindingen tussen de faculteiten, maar ook die met de andere universiteiten die aan dit thema werken, de gemeente en het bedrijfsleven. 

ESSB sectorplan DSW

In 2023 zijn bij ESSB in totaal 19 Universitair docenten (UD’s) geworven op het DSW-sectorplan (in totaal: 16,7 fte). De verdeling per thema is als volgt:  

tabel 24

  UDs  FTE 
Veerkracht bij jeugd 
Maatschappelijke transities en gedragsverandering  5.5 
Sociale ongelijkheid en diversiteit  4.5 
Onderwijswetenschappen  2.7 
Totaal  19  16.7 

Hiermee zijn voor 2023 alle UD-posities ingevuld. De extra UD’s leveren een belangrijke bijdrage aan het verlagen van de werkdruk en aan de nationale en lokale samenwerking binnen de thema’s van het sectorplan. Binnen de faculteit zijn acht kwartiermakers aangewezen die samen met de nieuwe UD’s per thema plannen opstelden op het vlak van onderzoek, onderwijs en impact. Daarnaast vertegenwoordigen ze hun thema in de landelijke overleggen over de sectorplannen. 

Binnen de ESSB is een laboratoriumcoördinator aangesteld (1 fte) voor Virtual Reality en Experience Sampling methodes. Het Expertisecentrum voor ESM is opgericht en de expertise op vlak van ontwerpend onderzoek wordt gebundeld in de nieuwe Erasmus Social Design Hub. Daarnaast zijn voorbereidingen getroffen voor de uitbreiding van de VR-infrastructuur en wordt een investeringsplan voor het Erasmus Behavioural Lab opgesteld. In overeenstemming met wettelijke bepalingen bewaakt de RvT de kwaliteit en het functioneren van de individuele leden en van de RvT als geheel. Ook in het verslagjaar vond een zelfevaluatie plaats. Daarbij is de input van het CvB over de samenwerking betrokken. Aan bod kwamen de ontwikkelingen in het kennis- en vaardighedenniveau van de leden en de verdieping van inzichten in en dialoog met het CvB over belangrijke, toekomstbepalende thema’s voor de EUR en actuele informatievoorziening vanuit de EUR, samenwerkingsverbanden, de maatschappij en het Ministerie van OC&W.

Verder is een projectmanager Bestuursakkoord (0,2 fte) aangesteld die de coördinatie en verantwoording van de sectorplanmiddelen in goede banen leidt.

ESHCC & ESPHIL verantwoording SSH Sectorplan 2022-2023

ESHCC & ESPHIL hebben zich in de eerste zestien maanden bij de besteding van de middelen van het SSH Sectorplan voornamelijk gericht op het werven van nieuwe universitaire docenten en postdocs. Dertien nieuwe universitair docenten en vijf postdocs zijn aangetrokken met een focus op de thema’s: ‘Cultureel erfgoed en de creatieve industrie’, ‘Media en populaire cultuur’ en ‘Verantwoord ontwerp en gebruik van AI-applicaties, digitalisering en technologie’. Daarnaast heeft ESHCC een data-analist en een PHD-coördinator aangesteld. Verder heeft ESHCC de middelen ingezet voor aanschaf van planningssoftware voor academische personeel (PLAN), en is de faculteit als deelnemer toegetreden tot ODISSEI.

De uitbreiding van zowel de academische als de ondersteunende staf geeft een boost aan onderzoek en onderwijs op het terrein van de SSH Sectorplan thema’s en meer specifiek het geesteswetenschappelijke deel ‘Traditie in Transitie’. Het draagt bij aan de verlichting van de werkdruk en leidt tot een verbetering van het loopbaanperspectief. De implementatie van PLAN is afgerond en dit zal in de toekomst leiden tot minder administratieve werkdruk.

tabel 25 Universitair docenten en postdocs per- thema aangenomen door ESHCC & ESPhil

Cultureel erfgoed en de creatieve industrie, media en populaire cultuur Cultural heritage ESHCC
  Media and popular culture; ESHCC
  Popular culture in historical perspective; ESHCC
  Media & creative industries; ESHCC ESPhil
  The Legacy of the Dutch Enlightenment; Postdoc (2x) ESHCC
Verantwoord ontwerp en gebruik van AI-applicaties, digitalisering en technologie AI & Society ESHCC
  Cultural heritage and the creative industries in the digital age ESHCC
  Philosophy of media and AI  
  Sustainable AI-driven societal transitions ESPhil
  Postdoc (2x) ESPhil
  Postdoc ESHCC
    ESPhil
Dwarsdoorsnijdend thema / SSH Breed Transforming societies ESHCC
  Digitalization and responsible business ESHCC
  Mediatization & digitalization ESHCC
  Digital Society ESPhil

Voor de sectorplannen in het bestuursakkoord in 2023 is een bedrag van € 15,7[1] aan middelen beschikbaar gesteld. De besteding hiervan bedraagt € 11 miljoen; 70% van het budget. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het beschikbare budget en de besteding.

[1] Het budget voor sectorplannen bedraagt € 17 miljoen. Dit bestaat uit € 15,7 miljoen middelen bestuursakkoord en € 1,3 miljoen niet normatieve bijdrage sectorplannen. 

tabel 26

Sectorplannen Begroting 2023 Realisatie
SSH/DSW 9.690  5.913 
Medisch 5.989  5.078 
Total *k€ 15.679  10.991 

Sectorplan SSH

tabel 27

SSH/DSW Begroting 2023 Realisatie
ESE 1.267  1.069 
ESL 1.049  268 
ESSB 3.643  1.899 
RSM 1.463  1.139 
Esphil 674  216 
ESHCC 1.594  1.323 
Totaal *k€ 9.690  5.914 

Sectorplan Medisch

tabel 28

Medisch Begroting 2023 Realisatie
Total K€ 5.989  5.078 

Verantwoording Nationaal Programma Onderwijs

De besteding van de middelen voor het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) zijn de middelen die in 2021-2022 zijn toegekend. De bestedingsperiode loopt tot 2024.

De EUR ontving ruim € 22 miljoen om de gevolgen van de pandemie op te vangen. In onderstaande tabel is de financiële verantwoording van de middelen opgenomen. De tabel geeft de totaal beschikbare budgetten en de totale realisatie weer. 

Totale besteding NPO middelen

tabel 29

  Totaal begroting Realisatie 2023 Realisatie '21-'23 Besteding % totaal
Soepele in- en doorstroom 1.188  251  1.048   
Welzijn 3.869  956  3.620   
Extra handen in de klas 2.167  314  2.278   
EH w.v. corona-envelop 1.084  314  1.045   
Co-schappen medisch 1.118  711  892   
Onderzoek 13.661  2.536  13.067   
Totaal *k€ 23.087  5.082  21.950  95%

Thema Soepele in- en doorstroom van studenten

Van het totaal beschikbare bedrag is eind 2023 88% procent besteed aan de thema’s in- en doorstroom. Aanvankelijk was de doelstelling dat het 100% zou zijn. Het nog resterende deel wordt in 2024 ingezet. 

De middelen worden ingezet voor extra begeleiding. In de eerste twee jaren lag de nadruk op het wegwerken van achterstanden. In 2023 zijn de bestedingen enigszins verschoven naar het versterken van het bredere welzijn van studenten dan wel betere voorlichting aan studenten. 

Enkele mooie resultaten in 2023:

  • De onboardingsweek voor master-studenten bij Erasmus School of Economics (ESE) bereikte bijna tweehonderd studenten. De waardering varieerde van 8,2 tot 10.
  • Erasmus School of Health Policy Management (ESHPM) boog de middelen, bestemd voor het organiseren van extra sociale activiteiten tijdens en direct na covid, om naar workshops gericht op persoonlijke ontwikkeling.

Naast dit nieuwe initiatief van ESHPM werden met deze middelen geen nieuwe initiatieven gestart.

Thema Studentenwelzijn bij faculteiten

De bestedingen van projecten binnen dit thema werken aan het versterken van coping strategieën voor studenten in tijden van crisis. Tijdens en direct volgend op de pandemie lag de nadruk op het creëren van een online omgeving voor samenkomsten van studenten. De nadruk is in de laatste twee jaren geleidelijk verschoven naar extra studieadviseurs en mentoren die zijn aangesteld om extra begeleiding te geven en verbinding te leggen met kwetsbare studenten. 

Enkele mooie resultaten:

  • De faculteit ESE heeft de vaardigheidscursussen die aanvankelijk werden ingezet om de weerbaarheid van studenten te versterken, doorontwikkeld naar optionele extra persoonlijke begeleiding aan studenten. 75 studenten maakten er gebruik van.
  • ESHPM heeft de extra activiteiten voor het vieren van mijlpalen in de studiecarrière van de student voortgezet (eerste jaar en derde jaar bachelor).
  • Erasmus School of Law (ESL) organiseerde 22 workshops met gemiddeld twintig studenten om het studentsucces te bevorderen. Er werden 135 individuele coachingsgesprekken gevoerd met studenten en er werden dertig ouderejaarsstudenten getraind als buddy.

Thema Studentenwelzijn bij de centrale diensten EUR

 Een deel van de middelen is geplaatst bij het centrale programma Studentenwelzijn. Bij aanvang zijn extra (online) studentenpsychologen en counselors aangesteld. Hierdoor reduceerden de wachttijden voor kortdurende hulp aan studenten. Er werd een digitaal en fysiek informatiepunt ingericht in de studentenhuiskamer. Veel studenten vinden de weg naar de huiskamer en kunnen daar informatie halen bij opgeleide collega-studenten. Zo weten ze waar ze binnen- of buiten de universiteit om hulp kunnen vragen. Er wordt data verzameld over interventies die het studentwelzijn bevorderen. De geleerde lessen bij de Erasmus Universiteit worden gedeeld met het netwerk van Caring Universities. Goed nieuws is dat alle voorzieningen leidden tot kortere wachttijden voor hulp. Studenten weten de weg naar hulp te vinden via de laagdrempelige informatiepunten. Er is vanwege gestegen kosten wel sprake van een budgetoverschrijding van onder andere studentpsychologen en counselors. 

Thema Handen in de Klas

Onder het thema Handen in de Klas werd een bestaande regeling gecontinueerd ten behoeve van het verruimen van docentcapaciteit. Deze middelen zijn zo goed als benut en zijn besteed aan de (tijdelijke) inzet van extra docentcapaciteit.

Thema Coschappen (specifiek voor Erasmus MC)

In de eerste jaren werd de inzet voor extra coschappen bekostigd uit andere middelen. Vanaf 2022 zijn de NPO-middelen ingezet om de achterstanden ontstaan tijdens de Covid pandemie weg te werken. Naar verwachting zijn de middelen eind 2024 besteed. 

Thema Onderzoek

De middelen Onderzoek zijn ingezet onderzoekers bij wie het onderzoek vertraagde, te compenseren. Deze middelen zijn eind 2023 zo goed als volledig besteed.

Versie:
v6.2.34

Met iWink Report maak je professionele online publicaties. Publicaties die je online, in print en als PDF-download kunt aanbieden.

En daarmee voldoe je direct aan de WCAG-wetgeving rond digitale toegankelijkheid.

Eenvoudig, veilig en efficiënt.

Meer over iWink Report